Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0533/TA, 13 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/533/TA

betreft: [klager] datum: 13 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 13 februari 2015 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting gehoord [...], juridisch medewerker, en [...], hoofd behandeling.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de omstandigheid dat klager op 15 november 2014 door een personeelslid is aangesproken op het dragen van een hemd (K-2014-219), en
b. de omstandigheid dat klager op 15 november 2014 is teruggestuurd naar zijn kamer (K-2014-220).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: het dragen van een hemd op de afdeling is niet gepast. Op klagers afdeling was de aandacht op het naleven van de afspraken omtrent het dragen van een hemd verslapt. Het team heeft besloten de teugels weer aan te
trekken. Dit is tijdens een groepsbespreking aan de patiënten meegedeeld. Klager was hiervan ook op de hoogte, maar desondanks verscheen hij op 15 november 2014 in een hemd op de afdeling. Een personeelslid heeft klager hierop aangesproken en heeft hem
gewezen op de afspraken over het dragen van een hemd op de afdeling. Dit kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Achteraf is nog met het betreffende personeelslid gesproken over de timing van zijn opmerking. Mogelijk had het
personeelslid die opmerking beter niet op dat moment kunnen maken, maar het personeelslid had ingeschat dat klager die opmerking wel kon verdragen.
Ten aanzien van het beklag onder b: op 15 november 2014 had klager een maatregel van kamerafzondering. Die dag mocht hij een uur op de groep verblijven. Klager kwam in zijn hemd op de afdeling en is daarop aangesproken. Klager werd boos en reageerde
verbaal agressief. Om de orde en veiligheid te waarborgen is klager weer naar zijn kamer gestuurd. Klager is vervolgens alles behalve rustig (hij schold en smeet met deuren) naar zijn kamer gelopen.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klagers klacht heeft betrekking op feitelijk handelen van een personeelslid en is niet gericht tegen een door of namens het hoofd van de inrichting
genomen
beslissing waartegen op grond van artikel 56 van de Bvt beklag openstaat. De beroepscommissie zal het beroep van de inrichting derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag
verklaren.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Als vaststaand wordt aangenomen dat klager op 15 november 2014 was afgezonderd, dat hij die dag één uur op de afdeling mocht verblijven, maar dat hij na
ongeveer tien minuten is teruggestuurd naar zijn kamer.
Ingevolge artikel 31, tweede lid, van de Bvt heeft een verpleegde het recht tenminste vier uren per dag samen met medeverpleegden door te brengen, tenzij sprake is van – voor zover hier van belang – afzondering als bedoeld in artikel 34 van de Bvt. Nu
klager op 15 november 2014 was afgezonderd, kwam hem op dat moment niet het recht toe tenminste vier uren per dag met medeverpleegden door te brengen. Gelet hierop oordeelt de beroepscommissie dat de beslissing klager terug te sturen naar zijn kamer
niet een beslissing is waartegen op grond van artikel 56 (eerste lid, onder e) van de Bvt beklag openstaat. De beroepscommissie zal het beroep van de inrichting derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager
alsnog
niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en prof. Dr. B.C.M. Raes, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 13 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven