Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0450/GA, 13 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

nummer: 15/450/GA

betreft: [klager] datum: 13 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 december 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den Ijssel

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft het niet tijdig opstellen van een detentie- en re-integratieplan.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Op grond van artikel 1c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden draagt de directeur ervoor zorg dat uiterlijk een maand na
binnenkomst van de gedetineerde in de inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) wordt vastgesteld. Klager heeft niemand gezien. Het ontbreken van een D&R-plan heeft verregaande consequenties voor
klager gehad. Indien men met klager overleg had gevoerd, had men kunnen weten dat klagers v.i.-datum valt op 18 mei 2014 en niet op 15 maart 2018. Klager ontkent dat de einddatum van zijn detentie reeds op 14 december 2014 was vastgesteld op 15 maart
2018. Door geen enkele discipline in de inrichting is met klager over zijn re-integratie gesproken. Ook vond pas vier maanden na klagers binnenkomst een intakegesprek plaats.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Het D&R-plan is een document dat constant wordt aangepast. In dit plan staat welke activiteiten de gedetineerden volgt, hoe hij zich gedraagt, wat hij vertelt, kortom alles wat van
belang is om de gedetineerde zo gericht mogelijk te kunnen helpen en sturen. De gedetineerde dient in overleg met zijn mentor ook zelf een deel van het D&R-plan in te vullen. De gedetineerde is uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor zijn plan en de
activiteiten die erin staan. Gelet op de einddatum van klagers detentie zijn nog geen activiteiten opgenomen met betrekking tot zijn resocialisatie en nazorg. Klager stelt zich terughoudend op en neemt niet aan alle geboden activiteiten deel en
verblijft voornamelijk op zijn cel. Vanwege klagers gedrag is hij inmiddels op de afdeling Extra Zorg Voorziening (EZV) geplaatst waar hij een individueel programma krijgt aangeboden. Op 21 april 2015 is een adviesrapport opgevraagd ten behoeve van
klagers re-integratieplan.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Uit de toelichting van de directeur volgt dat klager niet aan alle activiteiten wil deelnemen en
voornamelijk op zijn cel verblijft. Zo het D&R-plan niet binnen de gestelde termijn als bedoeld in artikel 1c van de Regeling is vastgesteld, dan nog kan vanwege klagers gedrag alsmede gezien de einddatum van diens detentie de directeur geen verwijt
worden gemaakt dat veel onderdelen van dit plan nog niet of nog niet volledig konden worden ingevuld. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven