Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0763/GA, 10 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/763/GA
betreft: [klager] datum: 10 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 februari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Schiphol,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld detentiecentrum in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet overboeken van het saldo van diens rekening-courant ad € 23,00 bij gelegenheid van een overplaatsing naar de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwaag/Hoorn.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft na zijn overplaatsing naar de p.i. Zwaag/Hoorn in eerste instantie geprobeerd zijn tegoed te ontvangen met behulp van zijn casemanager aldaar. Toen dat na enige weken niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, heeft hij een klaagschrift
ingediend bij de beklagcommissie. Klager meent dat tenminste € 8,= op zijn rekening-courant moet hebben gestaan voorafgaand aan zijn overplaatsing. Hij had toen een winkelbestelling voor dat bedrag gedaan. Die bestelling is bij zijn overplaatsing
geannuleerd. Het is niet logisch dat hij die bestelling had mogen plaatsen als er niet tenminste voor dat bedrag op zijn rekening had gestaan. De overige € 15,= betreft het bedrag dat iedere week wordt uitgekeerd aan de in het Detentiecentrum
verblijvende gedetineerden omdat arbeidsvoorzieningen daar ontbreken. Dat bedrag wordt steeds aan het einde van de week uitgekeerd. Klager is destijds op een vrijdag overgeplaatst. De stelling van de directeur dat klager zou hebben getekend voor zijn
eigendommen en voor het saldo op de rekening-courant op het moment van overplaatsing, is op zich juist. Klager kreeg toen echter niet de gelegenheid om zijn eigendommen en het saldo te controleren. Klager kreeg – toen hij over die gang van zaken
klaagde
bij het personeel – te horen dat als een en ander naar zijn mening niet zou kloppen, hij hierover maar een klacht moest indienen.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Klager heeft nader toegelicht op basis van welke
veronderstellingen hij tot het bedrag van € 23,= is gekomen. Bij gebreke van een feitelijke onderbouwing van het gestelde saldo, acht de beroepscommissie evenwel niet aannemelijk geworden dat het saldo van de rekening-courantverhouding daadwerkelijk €
23,= betrof. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven