Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0203/TA, 9 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 15/203/TA

betreft: [klager] datum: 9 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W. van Zanden, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 januari 2015 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.W. van Zanden, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
juridisch medewerker, en [...], manager behandeling en bedrijfsvoering.

Voorafgaande aan alsook op de zitting heeft klager de beroepscommissie verzocht een personeelslid (C.) te horen. In eerste instantie heeft de beroepscommissie dit verzoek afgewezen, maar bij nader inzien heeft zij het toch nodig geacht nadere
informatie
in te winnen bij het betreffende personeelslid. Bij brief van 5 juni 2015 is het betreffende personeelslid, namens de beroepscommissie, verzocht schriftelijk te reageren op een aantal vragen. Op 17 juni 2015 is de schriftelijke reactie van het
betreffende personeelslid ingekomen op het secretariaat van de Raad. Die reactie is doorgestuurd naar klager en zijn raadsvrouw en zij zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Van deze gelegenheid hebben klager en zijn raadsvrouw gebruik
gemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat klager in de periode van 4 november 2014 tot 4 december 2014 niet in de gelegenheid is gesteld dagelijks om 10.00 uur te bellen met zijn advocaten.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager vraagt bij elke dagopening of hij om 10.00 uur mag bellen met zijn advocaten. Op dit tijdstip is er een korte pauze van de
dagactiviteiten. Het is klager gebleken dat zijn advocaten rond 10.00 uur goed bereikbaar zijn en later op de dag doorgaans niet in verband met zittingen. Klager heeft acht advocaten. Door een aantal van die advocaten wordt hij ondersteund in zijn
bedrijfsvoering. Klager heeft twee bedrijven en die moeten worden aangestuurd. Dit doet hij via zijn advocaten. Ook zorgen zijn advocaten ervoor dat klager telefonisch contact kan hebben met zijn zoon of andere zakelijke contacten. Als hij niet met
zijn
advocaten kan bellen, liggen zijn bedrijven stil. Tot 4 november 2014 werd klager dagelijks in de gelegenheid gesteld om 10.00 uur te bellen met zijn advocaten. Dit was ook afgesproken met het hoofd behandeling. Echter, van
4 november tot 4 december 2014 mocht klager niet meer om 10.00 uur bellen. De inrichting heeft onvoldoende gemotiveerd waarom klager niet meer op het gebruikelijke tijdstip mocht bellen. Klager betwist de stelling van de inrichting dat het wel eens is
voorgekomen dat hij om 10.30 uur een telefoongesprek niet wilde beëindigen. Ook wordt betwist dat klager de telefoon wel eens te lang op zijn kamer houdt. Een personeelslid (C.) heeft tegen klager gezegd dat in de schriftelijke toelichting van de
inrichting weliswaar staat dat klagers belgedrag niet goed was, maar dat die toelichting “niet zo gelezen moet worden”. Door deze gang van zaken is een inbreuk gemaakt op klagers recht ingevolge artikel 38, vierde lid, van de Bvt. Om zijn stelling te
kunnen onderbouwen heeft klager de inrichting verzocht bellijsten te overleggen waaruit de duur van zijn telefoongesprekken blijkt. De bellijsten zijn niet overgelegd, omdat deze niet zouden bestaan. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en
om klager een schadevergoeding van € 575,= toe te kennen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager mocht vanaf 4 november 2014 elke dag bellen met zijn advocaten, alleen niet meer om 10.00 uur, maar vanaf 14.30 uur.
Klagers recht om te kunnen bellen met zijn advocaten is dus niet geschonden. Bellen op een eerder tijdstip kon als dat noodzakelijk was. Normaliter worden patiënten die niet deelnemen aan een programma, zoals klager, niet uitgesloten tussen 10.00 uur
en
10.30 uur. Klager verzocht evenwel elke ochtend om 10.00 uur te mogen bellen met zijn advocaten en dit werd hem vaak toegestaan. Hieraan lag evenwel geen concrete afspraak ten grondslag. Vanaf 4 november 2014 is het klager niet meer toegestaan om 10.00
uur te bellen, omdat hij meermalen is aangesproken op zijn belgedrag: hij heeft een aantal keren geweigerd het gesprek om 10.30 uur te beëindigen en hield de telefoon soms te lang op zijn kamer. Inmiddels mag klager weer om 10.00 uur bellen, omdat hij
tijdens een gesprek heeft toegezegd zich aan de afspraken te zullen houden.

Uit de op 17 juni 2015 ontvangen schriftelijke reactie van personeelslid C, die ‘coördinator afdelingsmilieu’ is, blijkt – samengevat weergegeven – het volgende. Tussen 10.00 uur en 10.30 uur is er een pauzemoment in het programma. Klager volgt geen
behandelprogramma. Verpleegden die geen programma volgen worden op grond van de kliniekregels ingesloten gedurende programma-uren. Klager maakte er een gewoonte van tussen 10.00 uur en 10.30 uur zijn advocaten te bellen. Het werd voor hem een verkapte
vorm om uit zijn kamer te kunnen komen, omdat telefoneren met advocaten niet geweigerd mag worden. Destijds was het lastig om klager tot het beëindigen van zijn telefoongesprekken te bewegen. Klager kreeg op bepaalde momenten de telefoon mee naar zijn
kamer. Afgesproken was dat hij zou aangeven wanneer het gesprek beëindigd was. Dit deed hij niet altijd en pas op verzoek van de staf beëindigde hij zijn gesprekken (niet zelden na 10.30 uur en soms na 11.00 uur). Hierdoor was de telefoon vaak bezet op
momenten waarop andere patiënten de telefoon nodig hadden. Personeelslid C. heeft niet tegen klager gezegd dat het standpunt van de inrichting “niet zo gelezen moet worden”. Op een later moment heeft C. met klager afgesproken dat hij weer om 10.00 uur
mag bellen, mits hij telefoongesprekken terstond beëindigt als anderen de telefoon nodig hebben. Vanaf dat moment houdt klager zich netjes aan de afspraken en zijn er geen problemen meer rondom het bellen.

Klager en zijn raadsvrouw hebben als volgt op de hierboven weergegeven inlichtingen van de inrichting gereageerd. De inrichting heeft wederom onjuiste informatie verschaft. Klager heeft zich altijd aan de afspraken gehouden; hij heeft
telefoongesprekken
nooit te laat beëindigd en heeft de telefoon nooit te lang op zijn kamer gehouden. Het verwijt – tevens aanleiding voor de maatregel – dat klager zijn gesprekken niet om 10.30 uur wilde beëindigen is niet terug te lezen in de reactie van personeelslid
C. In die reactie wordt klager verweten dat hij, als hij de telefoon mee naar zijn kamer mocht meenemen, niet altijd aangaf wanneer het gesprek was beëindigd. Dit is een ander verwijt en hieruit blijkt niet dat klager zijn gesprekken niet tijdig
beëindigde. Er was onvoldoende aanleiding voor het opleggen van de maatregel. Als gevolg van deze maatregel heeft hij civiele zaken niet met zijn advocaten kunnen regelen, waardoor hij schade heeft opgelopen.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 38, vierde lid, in samenhang bezien met artikel 36, eerste lid, onder i, van de Bvt heeft een verpleegde het recht met zijn advocaat telefoongesprekken te voeren op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen. Uit artikel 11.12.2
van de huisregels volgt dat telefoongesprekken met advocaten gevoerd kunnen worden op de tijden vooraf vastgesteld door de staf.

Vast staat dat het klager tot 4 november 2014 werd toegestaan om dagelijks rond 10.00 uur te bellen met zijn advocaten. Eveneens staat vast dat klager in de periode van 4 november tot 4 december 2014 niet meer op het door hem gewenste tijdstip (tussen
10.00 uur en 10.30 uur) met zijn advocaten heeft mogen bellen. Echter, klager is in die periode wel dagelijks, maar dan op een later tijdstip, de gelegenheid geboden met zijn advocaten te bellen. Nu klager het telefonisch contact met zijn advocaten
aldus niet is onthouden, is geen sprake van strijd met artikel 38, vierde lid, van de Bvt.

Voorts is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klager niet meer tussen 10.00 uur en 10.30 uur te laten bellen niet kan worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie baseert dit oordeel op de nadere inlichtingen van
personeelslid C. op grond waarvan aannemelijk is geworden dat klager soms moeilijk ertoe te bewegen was om zijn telefoongesprekken tijdig (voor 10.30 uur) te beëindigen en dat klager soms de telefoon (als hij deze op zijn kamer mocht gebruiken) in
strijd met de afspraak niet tijdig en uit zichzelf teruggaf, met als gevolg dat de telefoon dan niet gebruikt kon worden door medeverpleegden. Hierbij komt nog dat de noodzaak om dagelijks uitsluitend tussen 10.00 uur en 10.30 uur te bellen voor de
beroepscommissie niet aannemelijk is geworden, mede nu klager niet heeft onderbouwd – bijvoorbeeld door overlegging van schriftelijke verklaringen van zijn advocaten – dat zijn advocaten alleen of met name tussen 10.00 uur en 10.30 uur goed bereikbaar
zijn.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 9 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven