Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0630/TB, 9 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/630/TB

betreft: [klager] datum: 9 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 23 februari 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en
Justitie.

Klagers raadsman, mr. N.A. Heidanus, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 29 oktober 1992 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 31 maart 1994 geplaatst in FPC Veldzicht.
Klager is bij beslissing van 10 januari 2006 geplaatst in een longstayvoorziening van de Pompestichting en bij beslissing van 12 december 2006 overgeplaatst naar de longstayvoorziening van FPC Veldzicht. Bij beslissing van 18 juli 2013 is hij
teruggeplaatst naar een longstayvoorziening van de Pompestichting.
Op 14 augustus 2014 respectievelijk 8 september 2014 zijn multidisciplinaire rapporten uitgebracht waarin is geconcludeerd dat handhaving van de longstaystatus thans geïndiceerd is maar dat in de toekomst mogelijk kan worden gedacht aan overplaatsing
van klager naar een GGZ-instelling.
Het hoofd van de Pompestichting heeft op 14 april 2014 geadviseerd klagers verblijf in de longstayvoorziening te continueren. Klager is op 13 januari 2015 door de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) gezien. De LAP heeft
overwogen dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling vooralsnog niet zinvol was en dat evenmin een mogelijkheid werd gezien voor een uitstroomtraject naar een GGZ-voorziening, maar dat in de toekomst wel gedacht kan worden aan
overplaatsing naar een GGZ-voorziening. De LAP heeft geadviseerd klagers longstayplaatsing voort te zetten, onder de aanbeveling na één jaar een nieuwe herbeoordeling van klagers longstaystatus te doen plaatsvinden.
De Staatssecretaris heeft op 23 februari 2015 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Hij is het niet eens met de verlenging van zijn longstaystatus. Hij heeft eerder al buiten de inrichting verbleven en toen in een flat gewoond. In de inrichting is men bezig met een GGZ-plaatsing voor klager; gisteren is daarover gesproken. Klager
vindt
een GGZ-plaatsing een goed plan. Hij kan dan dicht bij zijn familie worden geplaatst. Als klager goed zijn best doet, wordt hij over ongeveer een jaar in de GGZ geplaatst. In september 2015 vindt de tbs-verlengingszitting plaats.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Bij de inrichting is nagevraagd hoe het momenteel met klager gaat. Zijn eerste vier begeleide verloven blijken goed te zijn verlopen. Het vijfde verlof is niet doorgegaan omdat klager afgezonderd was. Het volgende begeleid verlof staat al wel
ingepland.
Het is nu nog te vroeg om te praten over een uitplaatsing naar de GGZ. Eerst dient ervaring te worden opgedaan met begeleid verlof en dient te worden bezien of klagers toestand zich stabiliseert. De door de LAP geadviseerde nieuwe herbeoordeling van
klagers longstaystatus zal eind 2015 plaatsvinden. Klager zou dan mogelijk begin 2016 in een GGZ-voorziening kunnen worden geplaatst. Op dit moment is voortzetting van zijn longstayplaatsing geïndiceerd.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 2006 in een longstayvoorziening.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

In de rapporten van psycholoog De H. en psychiater G. van respectievelijk 14 augustus 2014 en 8 september 2014 wordt geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven, waaraan is toegevoegd dat in de toekomst gedacht kan worden aan een plaatsing in een
GGZ-instelling.
De LAP heeft zich hierbij aangesloten en ook de Pompestichting heeft geadviseerd tot handhaving van klagers longstaystatus.
Namens de Staatssecretaris is medegedeeld dat de volgende herbeoordeling van klagers longstaystatus eind 2015 zal plaatsvinden.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog is niet gebleken van redenen klager (tijdelijk)
over te plaatsen naar een behandelinrichting.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. Dr. B.C.M. Raes en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven