Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1111/TB, 8 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:08-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1111/TB

betreft: [klager] datum: 8 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. de Vos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 26 maart 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. I. de Vos,
[...], behandelcoördinator, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 6 oktober 1988 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 28 april 1997 geplaatst in FPC Veldzicht te Balkbrug.
Klager is bij beslissing van 30 januari 2003 geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht. Bij beslissing van 2 oktober 2003 is hij overgeplaatst naar een longstayvoorziening van de Pompestichting. Bij beslissing van 19 juli 2012 is door de
Staatssecretaris beslist tot voortzetting van klagers plaatsing in een longstayvoorziening.
Op 1 augustus 2014 respectievelijk 24 augustus 2014 zijn multidisciplinaire rapportages uitgebracht waarin werd geconcludeerd dat het te vroeg is om klagers longstaystatus op te heffen en werd aanbevolen in de toekomst behandeling van klagers
traumatische ervaringen te overwegen, waarmee een opening zou kunnen worden geboden voor verdere behandeling en resocialisatie.
Het hoofd van de Pompestichting heeft op 29 april 2014, 23 oktober 2014 en 6 november 2014 geadviseerd klagers verblijf in de longstayvoorziening (vooralsnog) te continueren. Op 13 januari 2015 is klager door de Landelijke adviescommissie plaatsing
longstay forensische zorg (LAP) gezien en is geconcludeerd dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling op dat moment niet zinvol was en dat de aanbeveling de mogelijkheden voor behandeling van klagers chronische posttraumatische
stressstoornis te onderzoeken, werd onderschreven.
De Staatssecretaris heeft op 26 maart 2015 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft onlangs het eerste gesprek over een EMDR-behandeling voor zijn posttraumatische stressstoornis gehad. Er volgen binnenkort nog twee gesprekken. Op 28 augustus 2015 zal bezien worden wat de uitkomst van deze gesprekken is en of klager met
een EMDR-behandeling kan starten. Hij zou het liefst behandeld willen worden in de Corridor in Zeeland. Hij kent het daar en heeft sympathie voor de mensen. Bij de therapie wordt veel van klager gevraagd, maar hij staat heel positief tegenover de
behandeling. Er zal een last van hem afvallen. Als behandeling in Zeeland niet mogelijk is, zou klager in Nijmegen willen worden behandeld. Klager is zeer gemotiveerd voor de EMDR-behandeling. Hij staat er nu heel anders in dan toen hij achttien jaar
oud was en is niet meer zo opvliegerig.
Verzocht wordt de behandeling van de zaak aan te houden tot na 28 augustus 2015 om te bezien wat er uit de gesprekken is gekomen en die bevindingen in de beoordeling te kunnen betrekken, dit in verband met klagers rechtsbescherming. Het is niet dat
klager de behandelaar(s) niet vertrouwt, maar het is van belang dat via de beroepscommissie controle wordt gehouden op het behandelproces, opdat klager meer zekerheid heeft tijdens de behandeling en wordt gegarandeerd dat hem de nodige
rechtsbescherming
wordt geboden. Ook indien na augustus 2015 voortzetting van klagers behandeling in Zeeland voor langere duur aangewezen zou zijn, en dus opheffing van zijn longstaystatus dan nog niet aan de orde zou zijn, is het van belang dat de beroepscommissie de
vinger aan de pols houdt.
Klager heeft zelf medegedeeld dat hij vanuit de huidige longstaylocatie een aanvang wil maken met de voorgestelde behandeling.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Mede op basis van het advies van de LAP wordt thans nagegaan of behandeling van klagers posttraumatische stressstoornis mogelijk is. Er zijn voor en tegens aan deze behandeling verbonden. De behandeling kan in verband met klagers pathologie directe
gevolgen hebben voor het recidiverisico en mogelijk moet klagers verlof worden opgeschort. Er is nu een stappenplan opgezet. Begin juni 2015 is met klager het eerste gesprek gevoerd over een EMDR-behandeling en is uitgelegd wat in die behandeling
verwacht kan worden. Klager heeft toen gesproken over twee emotionele gebeurtenissen uit zijn verleden om te bezien welke emotionele belasting dit voor klager opleverde en welke gevolgen dit had voor zijn mentale stabiliteit. Klager werd daarna
emotioneler, droomde veel en kwam moeilijk in slaap. Hij zei dat hij zich wel opgelucht voelde na verteld te hebben over die twee gebeurtenissen. In de maand juli zullen nog twee gesprekken worden gevoerd; op 28 augustus 2015 wordt besproken met klager
en zijn raadsman of gestart zal worden met de EMDR-behandeling. Deze behandeling zal niet binnen een jaar afgerond zijn. Verder moet eventueel specialisme/expertise voor wat betreft die behandeling worden ingekocht. Het voordeel van het door klager
doen
ondergaan van de EMDR-behandeling in Zeeland is dat die omgeving voor hem zeer vertrouwd is, zodat daarvan een stabiliserende werking uitgaat. In dit stadium, waarin er nog sprake is van veel onzekerheden, is het goed de longstaystatus te handhaven. De
huidige locatie en het huidige behandelteam vormen de juiste omgeving voor klager om te bezien of kan worden gestart met een EMDR-behandeling. Betreurd zou worden als de behandeling van de zaak zou worden aangehouden. Klager kan altijd nog om opheffing
van zijn longstaystatus vragen en, indien dit zou worden afgewezen, daartegen beroep instellen.

4. De beoordeling
Klager en zijn raadsman hebben verzocht de behandeling van de zaak aan te houden tot een datum gelegen na 28 augustus 2015, wanneer de gesprekken over een eventuele EMDR-behandeling zullen zijn afgerond, omdat zij het in het licht van de vereiste
rechtsbescherming wenselijk achten dat de beroepscommissie voor wat betreft het verloop van het huidige traject ‘de vinger aan de pols houdt’. De beroepscommissie merkt op dat de onderhavige beroepsprocedure niet bedoeld is voor het toezien op het
verloop van (de voorbereiding van) een behandeltraject. Voor het overige acht de beroepscommissie zich voldoende ingelicht om een beslissing te kunnen nemen op het beroep.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 2003 in een longstayvoorziening.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

In de rapporten van psychiater M. en psycholoog H. van respectievelijk 1 augustus 2014 en 24 augustus 2014 wordt opgemerkt dat het te vroeg is om de longstaystatus op te heffen, maar dat niet uit te sluiten valt dat klager in de toekomst weer kan
worden
toegeleid naar een behandelafdeling in verband met de milder geworden psychopathologie. Zij bevelen aan de komende jaren te onderzoeken of behandeling van klagers posttraumatische stressstoornis mogelijk is.
Ook uit de adviezen van het hoofd van de inrichting volgt dat voortzetting van klagers plaatsing in een longstayvoorziening geïndiceerd is. Daarin is voorts opgemerkt dat voorzichtigheid is geboden bij het inzetten op behandeling van het complexe
psychotrauma van klager omdat dit een negatief effect kan hebben op de bereikte relatieve psychische stabiliteit en mogelijk het recidiverisico kan doen toenemen.
De LAP heeft in haar advies van 13 januari 2015 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten en heeft de aanbeveling de mogelijkheden voor behandeling van klagers posttraumatische stressstoornis te onderzoeken en bij succesvolle behandeling in de
toekomst de mogelijkheden voor resocialisatie te bezien, onderschreven.

Gelet op de bovenstaande rapporten en adviezen is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn niet
gebleken van redenen klager (tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting. De huidige longstaylocatie en het huidige behandelteam moeten geacht worden voor klager het meest geschikt te zijn voor het onderzoeken van de mogelijkheid van een
EMDR-behandeling en het toepassen van die behandeling. Alleen de huidige, vertrouwde omgeving lijkt voor klager een toereikende basis te kunnen bieden voor het welslagen van de eerste schreden op weg naar de EMDR-behandeling. Het staat vast dat klager
zeer positief aan het thans ingezette traject is begonnen, er vertrouwen bestaat tussen klager en het behandelteam van de longstayvoorziening en klager bereid is inspanningen te leveren voor wat betreft de (te voeren gesprekken over de)
EMDR-behandeling. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Mochten nieuwe omstandigheden daar aanleiding toe geven, dan heeft klager de mogelijkheid alsnog opheffing van zijn longstaystatus te verzoeken en/of een nieuwe herbeoordeling te vragen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. B.C.M. Raes en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven