Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0543/TA, 8 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:08-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/543/TA

betreft: [klager] datum: 8 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 februari 2015 van de beklagcommissie bij de Pompestichting, locatie Vught, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.

Klager heeft afstand gedaan van het recht ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de verlenging van klagers afzondering ingaande op 2 september 2014;
b. de verlenging van klagers afzondering ingaande op 30 september 2014;
c. de verlenging van klagers afzondering ingaande op 28 oktober 2014;
d. de verlenging van klagers afzondering ingaande op 25 november 2014 en
e. de verlenging van klagers afzondering ingaande op 23 december 2014;

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verbleef sinds 9 juli 2013 op de afdeling voor intensieve en specialistische zorg (ZISZ) te Vught. Voordien verbleef hij jarenlang elders in de
tbs in separatie dan wel afzondering. Hij is op 15 april 2015 overgeplaatst naar FPC Veldzicht.
Uit de meest recente wettelijke aantekeningen van de locatie Vught (die in concept-vorm aan de beroepscommissie zijn verstrekt) volgt dat het daar vrij goed met klager ging en dat hij als een prettige patiënt werd ervaren. Het is de vraag hoe de
verlengingen van klagers afzondering hiermee te rijmen zijn en of die verlengingen wel noodzakelijk waren. Door de inrichting is onvoldoende concreet aangegeven waarom klagers afzondering telkens is verlengd. De grenzen van proportionaliteit en
subsidiariteit zijn overschreden. Klager had al geruime tijd geen incidenten veroorzaakt. Verzocht wordt klager een tegemoetkoming conform de richtlijnen toe te kennen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de recente wettelijke aantekeningen komt het beeld van een vriendelijke man naar voren en in de laatste periode van zijn
verblijf in Vught hebben inderdaad weinig incidenten plaatsgevonden (de laatste incidenten dateren van juli 2014 en januari 2015). Dit komt door de structuur die klager werd geboden. Het personeel heeft klager goed leren kennen en kon daardoor adequaat
met hem omgaan. Klager kon van uit het niets geheel ontregelen, en zolang hem voldoende structuur werd geboden, ging het relatief goed. Het is dus aan zijn afzondering te danken dat zich slechts weinig incidenten hebben voorgedaan. Bij de beslissing
tot
verlenging van de afzondering is ook steeds zijn verleden meegewogen. Klager is elke week besproken in het multidisciplinair overleg en steeds is heel zorgvuldig gekeken of zijn vrijheden konden worden uitgebreid; in dat verband konden slechts kleine
stapjes worden gezet. Het streven was o.a. klager weer naar de soos te laten gaan, maar daar kwam het niet meer van omdat hij werd overgeplaatst. De behandeldoelen en de mate waarin die behaald zijn, staan beschreven in zijn behandelplan. Mogelijk is
in
de verslagen en de wettelijke aantekeningen onvoldoende systematisch beschreven hoe de ontwikkeling van de uitbreiding van klagers vrijheden is vorm gegeven. Dit zal worden teruggekoppeld.

3. De beoordeling
Uit de toelichting ter zitting namens het hoofd van de inrichting is voldoende aannemelijk geworden dat de noodzaak klagers afzondering te continueren voortdurend is getoetst en dat telkens is getracht zijn bewegingsvrijheid met kleine stapjes uit te
breiden. Bij die stand van zaken kan hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie wenst overigens op te merken dat het aanbeveling verdient concreter en systematischer dan thans is gebeurd in de desbetreffende verslaglegging uiteen te zetten hoe en wanneer getoetst is of nog steeds de noodzaak bestaat voor het
voortduren van de vrijheidsbeperkende maatregel en welke stappen/stapjes zijn gezet om vrijheden uit te breiden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. Dr. B.C.M. Raes en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven