Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4813/TB, 26 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4813/TB

betreft: [klager] datum: 26 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.K. Jap-A-Joe, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 22 december 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.K. Jap-A-Joe, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening, met
vaststelling van het individuele beveiligingsniveau als laag.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 1 maart 1982 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar en zes maanden en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 16
maart 1982 aangevangen. Klager verblijft vanaf 13 maart 2003 in een longstayvoorziening van de Pompestichting in Nijmegen, sinds juni 2009 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland. Op 29 april 2014 heeft de Pompestichting geadviseerd
tot voortzetting van klagers verblijf in de longstay. Psycholoog K. onderscheidenlijk psychiater N. hebben bij hun adviezen van 28 juli 2014 respectievelijk 6 augustus 2014 geadviseerd klagers verblijf in de longstay voort te zetten. De Landelijke
adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) heeft op 7 november 2014 eveneens geadviseerd klagers verblijf in de longstay voort te zetten.
De Pompestichting heeft 1 september 2014 en 17 maart 2015 gereageerd op de bovengenoemde adviezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager ervaart zijn verblijf in de longstay als straf. Hij heeft geen kwaliteit van leven. Klager heeft geen enkel perspectief op hervatting van behandeling. Hij heeft geen verlof, ondanks dat
zijn individuele beveiligingsniveau op laag is vastgesteld. Het recidiverisico is niet onverminderd hoog. Hij is milder geworden maar krijgt zonder behandeling en zonder verlof geen enkele kans zich te bewijzen. Alleen de beveiliging van de
maatschappij
krijgt aandacht, maar niet klagers persoon. Klager verblijft sinds 1982 in de tbs. Klagers verblijf in de longstay is disproportioneel. Er is onvoldoende grondslag om klagers verblijf in de longstay voort te zetten. In het kader van de verlenging van
klagers tbs is de kliniek op het hart gedrukt toe te werken naar overplaatsing naar een longcare voorziening of een beschermde woonvorm.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Het is niet zo dat alleen naar de beveiliging van de maatschappij wordt gekeken. Ook in de longstay wordt naar nieuwe behandelmethoden gekeken, maar vooral naar
veranderingen in het toestandsbeeld van een patiënt en daarmee samenhangende behandelmogelijkheden. Daarnaast vindt om de drie jaar een herbeoordeling van de longstaystatus plaats aan de hand van uitgebrachte adviezen. De ten aanzien van klager gegeven
adviezen ondersteunen de voortzetting van klagers verblijf in de longstay. Verlof staat niet ter discussie. De Pompestichting heeft op 30 april 2014 een aanvraag voor een verlofmachtiging ingediend. Binnen een aantal weken volgt daarop de beslissing
van
de Staatssecretaris.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds maart 2003 in een longstayvoorziening van de Pompestichting in Nijmegen, vanaf juni 2009 in de longstayvoorziening te Zeeland.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

De Pompestichting heeft in haar advies van 29 april 2014tot voortzetting van klagers verblijf in de longstay gemeld dat de kernproblematiek van klager nog altijd actueel is en dat sprake is van een hoog recidivegevaar. Klager moet zich eerst beter
begeleidbaar opstellen voordat verlof aan de orde kan zijn.

Uit de pro justitia rapportage van 28 juli 2014 komt naar voren dat voortzetting van klagers verblijf in de longstay is aangewezen omdat bij klager sprake is van een onveranderde problematiek en een hoog recidiverisico.
Uit de pro justitia rapportage van 6 augustus 2014 komt naar voren dat voortzetting van klagers verblijf in de longstay is aangewezen daar geen sprake kan zijn van een nieuwe behandelpoging en er wel sprake is van een hoog recidiverisico. Plaatsing in
een longcare voorziening is nog niet verantwoord; daartoe moet eerst ervaring met verlof worden opgedaan.

De LAP heeft in haar advies van 7 november 2014 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten, maar geeft de Pompestichting in overweging de komende periode, indien mogelijk, toe te werken naar begeleid verlof en bij goed verloop te kijken naar
mogelijke vervolgvoorzieningen waar het benodigde beveiligingsniveau en risicomanagement eveneens geboden zouden kunnen worden.

De Pompestichting heeft in haar reactie daarop van 17 maart 2015 meegedeeld dat het voor het behandelteam belangrijk is om met klager eerst ervaringen op te doen tijdens begeleid verlof om zo te komen tot een weloverwogen advies met betrekking tot
mogelijke vervolgstappen.

Ter zitting is namens de Staatssecretaris verklaard dat inmiddels een verlofmachtiging is aangevraagd en dat daarop binnen een aantal weken zal worden beslist.

Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening nog in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken
klager thans al over te plaatsen naar een voorziening buiten de longstay waar het benodigde beveiligingsniveau en risicomanagement eveneens geboden zouden kunnen worden.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in de longstay, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, prof. dr. B.C.M. Raes en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven