Nummer: 14/4668/SGA
Betreft: [verzoeker] datum: 18 december 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 16 december 2014, inhoudende de verlenging met een week van
bevestiging van mechanische middelen, ingaande op 16 december 2014 om 17.00 uur en eindigende op 23 december 2014 om 17.00 uur.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 18 december 2014 alsmede van de door verzoekers raadsvrouw, mr. J. /t, schriftelijk gegeven nadere toelichting op het schorsingsverzoek.
1. De beoordeling
Nu verzoeker in zijn schorsingsverzoek heeft aangegeven op 16 december 2014 een klaagschrift te hebben ingediend bij de beklagcommissie bij de p.i. Amsterdam Over-Amstel acht de voorzitter vooralsnog voldoende aannemelijk dat verzoeker een klaagschrift
heeft ingediend bij de beklagcommissie bij voornoemde p.i. en kan verzoeker in zijn schorsingsverzoek worden ontvangen.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur is het volgende gebleken.
Verzoeker, die kennelijk een geschiedenis heeft daar waar het het gebruiken van geweld richting personen om hem heen betreft, verblijft al geruime tijd in het zogenaamde handboeienregime, welk regime voortdurend blijft gehandhaafd. Verzoeker wordt
regelmatig overgeplaatst. Op dit moment is het risico op agressieve impulsdoorbraken nog steeds onveranderd aanwezig omdat verzoeker in PPC De Singel, naar welk PPC verzoeker werd overgeplaatst voor diagnostiek en proefbehandeling met psychofarmaca,
onvoldoende daaraan heeft meegewerkt. Volgens de directeur is het thans niet verantwoord verzoeker zonder handboeienregime te bejegenen. Met verzoeker zouden bovendien geen betrouwbare afspraken te maken zijn om de veiligheid van het personeel te
kunnen
garanderen. Nu er een grote (fysieke) dreiging van verzoeker uit gaat heeft de directeur op advies van de gedragsdeskundige besloten om het handboeienregime in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te handhaven. De directeur heeft hierbij in aanmerking genomen
de informatie van een speciaal ten behoeve van de monitoring van verzoekers casus samengestelde begeleidingscommissie welke commissie heeft verzocht om verzoeker in het handboeienregime te houden. Gelet op het vorenstaande is - naar het voorlopig
oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat er op dit moment nog steeds een noodzaak bestaat om verzoeker in het handboeienregime te houden. De voorzitter heeft hierbij in aanmerking genomen dat de noodzaak tot het aanleggen van de handboeien
zeer regelmatig wordt getoetst. Het verzoek zal worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 18 december 2014.
secretaris voorzitter