Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0803/GM, 9 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/803/GM

betreft: [klager] datum: 9 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 18 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.F. Wassenaar, advocaat teRotterdam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring De Schie,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 12 april 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 augustus 2002, gehouden in de penitentiaire inrichting Over Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman voormeld, en de heer [...], sectiehoofd bij het h.v.b. DeSchie, namens de inrichtingsarts.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 22 maart 2002, betreft het niet adequaat reageren door de medische dienst op klagers nekklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager heeft ruim voor aanvang van zijn huidige detentie door een ongeval zijn nek gebroken en een van zijn nekspieren gescheurd. Hij is daarvoor behandeld, onder meer met fysiotherapie. Kort voor zijn detentie heeft hij als gevolgvan een vechtpartij last gekregen van zijn nek. Hiervan heeft hij bij binnenkomst aan de verpleegkundige melding gemaakt. Pas twee weken later wordt hij door de medische dienst gezien. Hem wordt een speciaal kussen toegezegd, maardit krijgt hij eerst enige maanden later. Klager heeft verzocht om fysiotherapie, maar dat verzoek wordt afgewezen omdat er eerst een foto gemaakt moet worden. Klager heeft de indruk dat hij niet serieus genomen wordt. Daarbij wordthem onvoldoende uitleg gegeven over wat er met hem gaat gebeuren. Inmiddels heeft hij wel fysiotherapie gekregen, maar hier heeft hij geen baat bij.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager is bij de intake door een verpleegkundige gezien. Naar aanleiding van de door klager geuite klachten is hij op de lijst voor het spreekuur gezet. Er is informatie opgevraagd bij het ziekenhuis waar hij eerder voor zijnnekklachten behandeld was. Naar aanleiding van die informatie is besloten een foto van klagers nek te laten maken. Vervolgens is fysiotherapie voorgeschreven.
Het kussen is laat aan klager verstrekt, mogelijk is er iets mis gegaan in de communicatie tussen de medische dienst en de afdeling die voor de feitelijke verstrekking moet zorgdragen.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie gebleken dat aan klager is toegezegd dat hij vanwege zijn nekklachten een speciaal kussen zou krijgen. Niet is gebleken hoe en waar deze afspraak is vastgelegd.Daardoor kan niet worden vastgesteld op welke wijze de medische dienst zijn verantwoordelijkheid heeft genomen ten aanzien van de controle op het doen verstrekken van het bedoelde kussen.
Het beroep zal mitsdien ten aanzien van dit onderdeel gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming.

Ten aanzien van de bejegening van klager is de beroepscommissie, gelet op hetgeen namens de inrichtingsarts naar voren is gebracht in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsartsdienaangaande niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat klager zijn klacht over de bejegening zodanig vaag en onvoldoende geadstrueerd heeftweergegeven, dat hieruit niet kan worden afgeleid dat sprake zou zijn van onzorgvuldig handelen door de inrichtingsarts.
Het beroep zal derhalve voor het overige ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de verstrekking van een speciaal kussen gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 oktober 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven