Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0458/TA, 22 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:22-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/458/TA

betreft: [klager] datum: 22 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 3 februari 2015 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord [...] en [...] namens het hoofd van de inrichting en klagers raadsman mr. N.A. Heidanus.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 21 juli 2014 tot verlenging van het opgelegde afdelingsarrest.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 8,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het afdelingsarrest moest op 21 juli 2014 worden verlengd, omdat het onderzoek naar klagers gedragingen zich op dat
moment
wel in een afrondende fase bevond, maar nog niet helemaal was afgerond. De laatste stand van zaken in het onderzoek en het daarop uit te zetten beleid inzake klager moesten nog besproken worden. Op 23 juli 2014 is geconcludeerd dat er verder niets
meer
onderzocht kon worden en is het afdelingsarrest beëindigd. De reden van de verlenging is derhalve dat het onderzoek naar klager nog liep en dat is ook in de schriftelijke verlengingsbeslissing meegedeeld. Het betrof een gecompliceerd en tijdrovend
onderzoek naar geconstateerde onregelmatigheden tijdens verlof en het internetgebruik van klager, in het kader waarvan ook zijn stageplaats en computer zijn onderzocht en diverse gesprekken met anderen, ook externen, en klager zelf zijn gevoerd. De
gesprekken met klager zelf hebben veel tijd in beslag genomen, daar hij in eerste instantie enkel gefrustreerd was waardoor de gesprekken telkens op een later tijdstip hervat moesten worden.
Gelijktijdig met het onderzoek naar klager liep een daarvan losstaand onderzoek betreffende een systematische wijze om incidenten binnen de inrichting te evalueren (SIRE-onderzoek). Dat onderzoek was wel vóór 21 juli 2014 afgerond.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het beklag is terecht gegrond verklaard. Het onderzoek naar klager heeft disproportioneel lang geduurd. Na het onderzoek is niets relevants meer
gebeurd. De verlenging van het afdelingsarrest is daarom onrechtmatig en in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Gelet op de context en de ingrijpendheid van de verlenging bestaat aanleiding om de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming
te verhogen tot € 25,=.

3. De beoordeling
Vast staat dat aan klager afdelingsarrest is opgelegd ten behoeve van onderzoek naar zijn gedragingen tijdens verlof en dat dit afdelingsarrest hangende dat onderzoek op 24 juni 2014 is verlengd. Het beklag daartegen is ongegrond verklaard en klager
heeft daartegen geen beroep ingediend.
Het beklag tegen de daarop volgende verlengingbeslissing van 21 juli 2014 is gegrond verklaard op de grond dat de verlengingsbeslissing volgens de beklagcommissie onvoldoende is gemotiveerd nu de directie niet heeft weersproken dat, naar klager stelt,
de conclusie van het onderzoek vóór 21 juli 2014 is besproken.

In de beklagprocedure heeft de inrichting verklaard dat het onderzoek naar klager op 21 juli 2014 nog liep. In beroep heeft de inrichting nader verklaard dat vóór 21 juli 2014 wel een SIRE-onderzoek was afgerond, maar niet het daarvan los staande
onderzoek naar klagers gedragingen tijdens zijn verlof. Laatstgenoemd onderzoek vormde de reden voor de, in dit beroep niet aan de orde zijnde verlenging van het afdelingsarrest op 24 juni 2014, en de verlenging van het afdelingsarrest op 21 juli 2014.
Deze verklaring van de inrichting vindt steun in hetgeen klager ook zelf in zijn klaagschrift van 21 juli 2014 heeft gezegd, namelijk dat zijn hoofd behandeling heeft gezegd dat tussen 14 en 17 juli 2014 wordt gesproken over de conclusie van het
onderzoek, dat klager op 17 juli 2014 is gezegd dat op 21 juli 2014 een plan tot spoedige hervatting van klagers behandeling en resocialisatie wordt geschreven, alsmede dat dit plan op 22 juli 2014 wordt gepresenteerd, waarna het definitieve plan op 24
juli 2014 aan klager wordt gegeven. Klager heeft dit ook herhaald in zijn pleitnota die hij ter zitting van de beklagcommissie van 15 augustus 2014 heeft ingebracht.

In het licht van het vorenstaande is voldoende aannemelijk dat het onderzoek naar klagers gedragingen op 21 juli 2014 nog niet was afgerond en dat het afdelingsarrest in redelijkheid om die reden op die datum nog wel verlengd kon worden. Nu het
onderzoek op 23 juli 2014 alsnog is afgerond en het afdelingsarrest diezelfde dag is beëindigd, kan niet worden gezegd dat het afdelingsarrest na verlenging op 21 juli 2014 disproportioneel lang geduurd heeft.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, prof. dr. B.C.M. Raes en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 22 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven