Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0439/TA, 22 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:22-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/439/TA

betreft: [klager] datum: 22 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 januari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
locatiemanager organisatie, en [...], medewerker juridische zaken.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet uitvoeren van uitspraken van de beklagcommissie en de beroepscommissie over de klacht betreffende het niet mogen beschikken over een laptop.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 15 december 2014 niet ontvangen. Zijn raadsman heeft die beslissing ontvangen op
19 december 2014. Aanvankelijk is afgesproken dat klager geen nieuwe klacht zou indienen en geprobeerd zou worden de kwestie intern op te lossen. Het idee is te komen tot het indienen van minder klachten. Klager heeft gesproken met de personeelsleden
de
V., de L. en H., maar dit heeft niets opgeleverd. De kwestie is niet opgelost en door de verhuizing van de inrichting heeft klager nu zelfs nog minder studie-uren. De beklagcommissie had klager moeten ontvangen in de alsnog ingediende klacht, omdat
geen
sprake is van een beslissing van het hoofd van de inrichting die in lijn is met eerdere uitspraken van de beklagcommissie en de beroepscommissie en omdat er geprobeerd is met de inrichting tot een oplossing te komen. De inrichting liegt over de mate
waarin klager gebruik maakt van zijn studie-uren. Klager bezoekt de studie-uren altijd, maar heeft een aantal keren afgezonderd gezeten en kon er toen geen gebruik van maken. Hij heeft te weinig uren om zijn studie te kunnen volgen. Klager voelt zich
gediscrimineerd omdat alle blanke patiënten wel over een laptop mogen beschikken en hij niet.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had tijdig in beklag kunnen gaan De beslissing van 15 december 2014 is in het postvak van klagers afdeling gelegd en door de
groepsleider op 16 december 2014 aan klager uitgereikt. Dit wordt gemeld op een lijst, die niet naar zitting is meegenomen. Klagers raadsman heeft de beslissing op 19 december 2014 ontvangen. Er is voor klager een steungroep opgericht teneinde de
mogelijkheid van constructieve oplossingen te bekijken. Uitvoerig is gekeken naar de studie-uren van klager, die volgens de afdeling onderwijs -ook volgens een uitspraak van de beklagcommissie- toereikend zijn voor klagers studie. De inrichting staat
er voor open klager meer studie-uren te bieden, maar dan moet hij daar wel gebruik van maken. Uit het overgelegde overzicht, waarin rekening is gehouden met de afzonderingen van klager, komt naar voren dat dat niet zo is. Het wel of niet in het bezit
mogen hebben van een laptop heeft niets te maken met de huidskleur van een patiënt. In principe is het bezit van een laptop alleen toegestaan in een transmuraal traject of in de inrichting als dat echt nodig is voor een studie. Hiervan is geen sprake.
Verder wordt ook altijd gekeken naar de betrouwbaarheid van een patiënt. Klager is met een medepatiënt betrokken bij het in een kwaad daglicht zetten van personeelsleden op een website.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager al langere tijd met de inrichting in een strijd is verwikkeld over het bezit van een laptop voor studiedoeleinden. De beroepscommissie heeft bij eindbeslissing van 19 november 2014 (uitspraak 14/948/TA) het beroep van de
inrichting
tegen de gegrondverklaring van klagers klacht over het niet mogen beschikken over een laptop ongegrond verklaard. Het hoofd van de inrichting heeft
vervolgens op 15 december 2014 een nieuwe beslissing genomen, die wederom een afwijzing van klagers verzoek om een laptop inhoudt. Deze beslissing is op 19 december 2014 aan klagers raadsman bekend geworden. De raadsman heeft ter zitting verklaard dat
hij samen met klager er in eerste instantie bewust voor heeft gekozen om geen klacht in te dienen. Klager wilde graag in onderling overleg met de inrichting een oplossing vinden voor dit al langer lopende conflict over de laptop. Het klaagschrift van
klager dateert van 22 januari 2015. De beroepscommissie constateert dat klager de wettelijke beklagtermijn van zeven dagen heeft overschreden. Klager heeft gesteld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De beroepscommissie vindt dat klager in
de
gelegenheid was om tegen de nieuwe afwijzende beslissing tijdig beklag in te dienen. Daarmee had hij in ieder geval de wettelijke beklagtermijn veilig kunnen stellen, desnoods met mededeling aan de beklagcommissie dat er overleg gaande was met de
inrichting om het probleem op te lossen. Dat hij dat niet heeft gedaan moet voor zijn rekening komen. De beroepscommissie vindt dus dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, prof. dr. B.C.M. Raes en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 22 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven