Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0906/GB, 18 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/906/GB

Betreft: [klager] datum: 18 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.S.S. Overes, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 maart 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de locatie Zwolle Zuid 1 ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 27 juli 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad. Op 9 maart 2015 is hij geplaatst in het PPC van de locatie Zwolle Zuid 1, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is altijd bereid geweest om mee te werken aan zijn behandeling. Aan hem is echter niet altijd de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan de activiteiten in de inrichting, zoals
aan de arbeid, waardoor hij zijn goede gedrag niet heeft kunnen aantonen. Wanneer dit anders was geweest en klager respectvol was behandeld, zou hij geen moeilijk corrigeerbaar antisociaal gedrag vertonen. Daarnaast wordt klager in het PPC van de
locatie Zwolle Zuid 1 niet naar behoren behandeld, vooral nu de arts weigert medicatie voor te schrijven voor de pijn die klager aan zijn prostaat ervaart. Voorts wordt erop gewezen dat klager het bedrag in het kader van een hem opgelegde
schadevergoedingsmaatregel minder snel terug zal kunnen betalen nu hij in het PPC van de locatie Zwolle Zuid 1 verblijft, aangezien hij daardoor ook benzinegeld voor de bezoeken van zijn vrouw dient te betalen. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager bleek niet langer te handhaven binnen de extra zorg voorziening van de p.i. Lelystad vanwege moeilijk corrigeerbaar antisociaal gedrag. Ook op een reguliere
afdeling verliep het verblijf moeizaam en zorgde klager voor veel onrust. Klagers draagkracht en aanpassingsvermogen worden te beperkt geacht voor een reguliere afdeling. Er bestond geen vertrouwen van het psycho-medisch overleg van de p.i. Lelystad en
er is een indicatiestelling aanwezig waarin wordt aangegeven dat klager nauwelijks probleembesef heeft en problemen externaliseert. Klager behoeft dagelijkse aandacht, structuur en voorspelbaarheid in een overzichtelijke kleine afdeling, hetgeen binnen
de p.i. Lelystad niet mogelijk is. Voorts geeft de selectiefunctionaris ten aanzien van de bezoekproblemen aan dat het PPC van de locatie Zwolle Zuid 1 op acceptabele afstand van de p.i. Lelystad ligt.

4. De beoordeling
4.1. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken en het verzoek onvoldoende is onderbouwd. De
beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. Het PPC van de locatie Zwolle Zuid 1 is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Op grond van het bepaalde in artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen voor plaatsing in een PPC die gedetineerden in aanmerking, ten aanzien van wie in verband met een psychiatrische stoornis, een
persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd of ten aanzien van wie in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is
vereist. In de toelichting bij artikel 20c is bepaald dat de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uitbrengt over de behoefte aan forensische zorg. Dit advies wordt gegeven op basis
van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.

4.4. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in het selectieadvies van 3 maart 2015 in redelijkheid heeft kunnen aanmerken als een indicatie voor plaatsing in
een
PPC. Het is de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat er bij klager dusdanige problematiek bestaat dat nadere forensische zorg is geïndiceerd. De inrichting heeft geadviseerd klager in een PPC te plaatsen en voorts is er een voldoende
onderbouwde indicatiestelling aanwezig. Derhalve is de beslissing klager te plaatsen in het PPC van de locatie Zwolle Zuid 1 niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Hetgeen klager heeft aangevoerd is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander
oordeel te kunnen komen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 18 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven