Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1776/GB, 16 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1776/GB

Betreft: [klager] datum: 16 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J. de Jongh, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 juni 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 23 juni 2015 te melden in de gevangenis van de locatie Zoetermeer ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 27 mei 2015 is klager opgeroepen zich op 23 juni 2015 te melden in de gevangenis van de locatie Zoetermeer voor het ondergaan van 204 dagen gevangenisstraf. Op 2 juni 2015 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 4 juni 2015
ongegrond is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er wordt ten onrechte voorbij gegaan aan de gevolgen die detentie zullen hebben voor het dienstverband van klager. Ook is onvoldoende rekening gehouden met de rol van klager als vader en als
partner binnen zijn gezin, mede gelet op de aanstaande geboorte van een tweede kind. Nu klager op grond van het vorenstaande een gratieverzoek heeft ingediend en redenen heeft te veronderstellen dat dit verzoek geheel of gedeeltelijk zal worden
ingewilligd, wordt er verzocht uitstel te verlenen totdat is beslist op voornoemd gratieverzoek.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het gratieverzoek dat op 2 juni 2015 is ingediend heeft vooralsnog geen opschortende werking, waardoor de onherroepelijke vrijheidsstraf richtinggevend is. Klager is
sinds 12 februari 2014 bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Hij is de arbeidsovereenkomst aangegaan in de wetenschap dat hij onderhavige gevangenisstraf dient te ondergaan. Klager had kunnen verzoeken om een eerdere tenuitvoerlegging. Uitstel
biedt geen uitkomst, nu de gevangenisstraf in ieder geval gevolgen voor het dienstverband van klager zal hebben. Ten aanzien van de rol binnen het gezin heeft klager met zijn vriendin ruimschoots de tijd gehad om zich voor te bereiden op klagers
detentie. Er kan hulp worden ingeschakeld en klager kan een verzoek doen om de bevalling bij te kunnen wonen. De wens van klager is begrijpelijk, maar de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de straf staat voorop.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De beroepscommissie overweegt dat klager er rekening mee had kunnen houden dat de opgelegde vrijheidsstraf van 204 dagen op enig moment ten uitvoer zou worden gelegd en dat hij sinds 12 februari 2014 de tijd heeft gehad om zichzelf en zijn
gezin
voor te bereiden op zijn detentie. Klagers gezin kan een beroep doen op sociale voorzieningen en klager kan tijdens zijn detentie een verzoek doen op grond van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Voor wat betreft zijn dienstverband
overweegt de beroepscommissie dat uitstel geen oplossing biedt, gelet op de duur van de vrijheidsstraf. Voorts is niet gebleken dat met de indiening van het gratieverzoek schorsende werking is verleend aan de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf.
Er
zijn derhalve geen uitzonderlijke omstandigheden aangevoerd en de beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de noodzaak van tenuitvoerlegging voorop staat. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan
ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van E.M. Breugem, secretaris, op 16 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven