Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1607/GB, 22 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/1607/GB

Betreft: [klager] datum: 22 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1951], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 juli 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) locatie Havenstraat te Amsterdam afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 23 februari 2002 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in de noodcapaciteit drugskoeriers Tafelbergweg te Amsterdam en is op 9 juli 2002 overgeplaatst naar het h.v.b. Alphen aan den Rijn.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b. locatie Havenstraat als volgt toegelicht. Klager heeft vijf maanden lang verbleven in de noodcapaciteit te Amsterdam zonder enigevorm van dagbesteding of op terugkeer in de maatschappij voorbereidende begeleiding. Klager is musicus en dit is al 25 jaar zijn voornaamste bron van inspiratie en inkomsten. Voor een musicus is het dwingend voorgeschreven dat hijelke dag zo’n drie tot vijf uur in de beoefening van vaardigheden op zijn instrumenten investeert. Tijdens een eerdere detentie in de Havenstraat heeft klager onder uitstekende begeleiding van de muziekafdeling aldaar eenelektronisch toetseninstrument op cel gehad. Klagers dochters en klagers broer wonen in Amsterdam. Klagers dochters, die zowel studeren als werken, hebben geen tijd om klager te bezoeken in een h.v.b. buiten de gemeente Amsterdam.Bezoek van klagers dochters is zeer belangrijk in verband met klagers resocialisatieproces. Voorts hebben zijn dochters, die respectievelijk achttien en negentien jaar oud zijn, nog zijn begeleiding nodig. Tenslotte is men in deHavenstraat bekend met de Afro-Surinaamse Winti-religie en bestaan daar ruimte en mogelijkheden ten aanzien van de beleving en de beoefening. In Alphen aan den Rijn is klager niet op een plek die recht doet aan zijn specifiekesituatie en persoonlijke geaardheid. Door de onzorgvuldige houding van de selectiefunctionaris wordt het karakter van klagers straf nodeloos en substantieel verzwaard. Van belang is om zorg te dragen dat een gedetineerde zijnbindingen met familie en andere belangrijke sociale kaders zoveel mogelijk in tact houdt opdat het resocialisatieproces niet bij voorbaat kansloos is. Anders betekent dit extra leedtoevoeging en een verhoging van de kans oprecidive. Klager wenst indien mogelijk een mondelinge toelichting op zijn verzoek te geven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In de Havenstraat zou een gedetineerde meer mogelijkheden hebben om zijn muzikale vaardigheden op niveau te houden. Het is aan de directeur van een inrichting om te bepalen welke muziekinstrumenten op welke manier in de inrichtingmogen zijn/worden gebruikt. Dit kan geen grond vormen voor het verplaatsen van een gedetineerde die in preventieve hechtenis verblijft. Voor wat betreft de bezoekmogelijkheden is er geen sprake van een bijzondere omstandigheid. Dereisafstand tussen Amsterdam en Alphen aan den Rijn is acceptabel. Het aanbod van de mogelijkheid om een bepaald geloof te belijden is eveneens een aangelegenheid van de inrichtingsdirectie en vormt evenmin een reden totverplaatsing.

4. De beoordeling
4.1 De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht en acht het niet noodzakelijk dat klager een en ander mondeling toelicht.

4.2 Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.3 De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de mogelijkheid om bezoek te ontvangen, de mogelijkheid om muzikale vaardigheden te oefenen en het beoefenen van de Winti religie is onvoldoende zwaarwegend en kan derhalve niet tot een anderoordeel leiden dan dat van de selectiefunctionaris.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 oktober 2002

secretaris voorzitter

Naar boven