Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4134/SGA, 12 november 2014, schorsing
Uitspraakdatum:12-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/4134/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 12 november 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 30 oktober 2014, inhoudende dat verzoeker, die arbeidsongeschikt
is,
tijdens de voor de arbeid bestemde tijd ingesloten wordt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 3 november 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 en 10 november 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker thans wordt aangemerkt als tijdelijk arbeidsongeschikt, zulks in afwachting van
het advies van de inrichtingsarts en/of de gedragsdeskundige omtrent verzoekers definitieve arbeids(on)geschiktheidsstatus. De beoordeling van arbeidsgeschikt- of –ongeschiktheid geschiedt in iedere inrichting opnieuw. Een
arbeidsongeschiktheidsverklaring van de ene inrichting hoeft daarom niet zonder meer te worden overgenomen door de andere inrichting. De beslissing om verzoeker – zolang hij niet definitief arbeidsongeschikt is verklaard – in te sluiten tijdens de
arbeidstijd is, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet in strijd met een wettelijk voorschrift noch is die beslissing zodanig onredelijk of onbillijk dat dit tot een toewijzing van het verzoek zou moeten leiden.
De voorzitter gaat er bij haar beslissing vanuit dat het onderzoek naar verzoekers arbeids(on)geschiktheid met de meeste voortvarendheid zal worden uitgevoerd.
Het verzoek zal worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 november 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven