Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1064/GB, 28 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/1064/GB

Betreft: [klager] datum: 28 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 28 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.I.Piternella, namens

[...], geboren op [1955], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 mei 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 28 augustus 2000 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. De Boschpoort te Breda. Op 20 december 2000 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Arnhem-Zuid te Arnhem.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b. De Boschpoort te Breda - voorzover in het kader van dat beroep van belang - als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met het feit dat zijn verzoek tot overplaatsing is afgewezen. Bovendien vindt hij het onbegrijpelijk dat deze beslissing zo lang op zich heeft laten wachten. Klager verbleef tot 20 december 2000 in h.v.b. DeBoschpoort te Breda. Op 20 december is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Arnhem-Zuid te Arnhem. Als gevolg van zijn overplaatsing naar Arnhem kan klager weinig tot geen bezoek meer ontvangen. De familie en de vriendin van klagerwonen in Breda en omgeving. Tijdens zijn verblijf in De Boschpoort had klager dan ook frequent contact met hen. Bovendien wil klager bezoek van zijn kind dat hij sinds de geboorte niet heeft gezien.
De door de selectiefunctionaris aangegeven reden voor de afwijzing, namelijk dat klager niet meer terug naar De Boschpoort kan in verband met een incident dat daar is voorgevallen, raakt kant noch wal. Klager ontkent ten stelligstedat hij personeel van De Boschpoort heeft geslagen of bedreigd. Hij heeft dit juist willen voorkomen door het Openbaar Ministerie van de gebeurtenissen in De Boschpoort op de hoogte te stellen. De situatie is pas geëscaleerd naontvangst van de reactie van het Openbaar Ministerie op klagers brief.
Uit de toelichting bij de beslissing van de selectiefunctionaris blijkt tevens dat klager de inrichtingspsycholoog van het h.v.b. Arnhem-Zuid zou hebben geslagen. Klager betwist dit. Bovendien is niet aannemelijk dat de psycholoog,aangenomen dat klager zou hebben geslagen, een positief advies met betrekking tot klagers overplaatsing naar het h.v.b. De Boschpoort zou hebben uitgebracht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek - voorzover in het kader van het onderhavige beroep van belang - als volgt toegelicht.
Na overleg met de directeur van het h.v.b. De Boschpoort te Breda en gezien de ongedateerde brief terzake van het Hoofd Bureau Detentieplanning en Dienstverlening/ selectiecoördinator bij dat h.v.b., is de selectiefunctionarisgebleken dat het niet gewenst is klager over te plaatsen naar het h.v.b. De Boschpoort. Klager is op 20 december 2000 uit De Boschpoort weggeplaatst in verband met door hem jegens het personeel geuite bedreigingen. Ook na zijnoverplaatsing heeft klager nog telefonisch contact gezocht met de inrichting, waarbij hij bedreigingen bleef uiten. Bij een terugplaatsing naar De Boschpoort zou een confrontatie met het betreffende personeelslid niet zijn uit tesluiten. Bovendien heeft dat personeelslid aangegeven moeite te hebben met een mogelijke plaatsing van klager in De Boschpoort. Ook uit het terzake opgemaakte verslag van de directeur d.d. 15 november 2000, alsmede uit de daaruitvoortvloeiende uitspraak van de beklagcommissie, blijkt dat klager zich zeer agressief heeft opgesteld tegenover het personeel. De beslissing klager te plaatsen in een IBA-regiem van het h.v.b. Arnhem-Zuid staat los van deonderhavige beslissing en is gebaseerd op het feit dat klager meer begeleiding nodig had dan hem in het reguliere h.v.b.-regiem kon worden geboden. Als de betreffende directies geen bezwaar hebben tegen plaatsing van klager in huninrichting, is het misschien wel mogelijk klager over te plaatsen naar Rotterdam, Grave of Vught. Op die manier kan dan tegemoetgekomen worden aan de problemen die klagers bezoek heeft met zijn verblijf in Arnhem.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn familie en zijn vriendin is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 28 oktober 2002

secretaris voorzitter

Naar boven