Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4770/GA, 10 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4770/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 december 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2015, gehouden in de p.i. Vught, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i. gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik
gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de verplichting de schade aan klagers matras te vergoeden (€ 181,51) op straffe van een disciplinaire straf van zeven dagen afzondering op eigen cel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager ontkent de matras te hebben beschadigd. Hij heeft gekozen het schadebedrag te betalen boven de disciplinaire straf in de veronderstelling dat na
beklag of beroep hij het bedrag zal terugontvangen. De schade aan de matras is een verborgen gebrek. Het gat was vanaf de buitenkant nauwelijks zichtbaar. Van de schade zijn foto’s gemaakt. De matras en ook de stiksel/naden zijn zeer oud. Klager heeft
vier weken in de cel doorgebracht en bij het opmaken van het bed gezien dat de matras slijtage vertoonde. Klager heeft eerder celcontroles gehad, waarbij niets is opgevallen. Tijdens de laatste celcontrole constateerde het personeel een opening in een
naad van de matras en scheurde de naad vervolgens los. Klager vindt het verwerpelijk dat hij achttienmaal zijn weeksalaris aan schade moet betalen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur is met klager in gesprek gegaan over de schade. Klager vroeg wat er zou gebeuren als hij de schade niet zou vergoeden. De directeur
heeft
toen geantwoord dat hij dan een disciplinaire straf zou krijgen van zeven dagen opsluiting op eigen cel. Klager antwoordde vervolgens dat hij de schade zou vergoeden. De matrassen worden binnen het gevangeniswezen gemaakt. De betreffende matras was
maximaal één jaar oud en de schade is berekend op basis van de kostprijs van een nieuw matras.

3. De beoordeling
Artikel 51 van de Pbw bepaalt – voor zover hier van belang – het volgende:
“1. De directeur kan wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, de navolgende disciplinaire straffen opleggen:
a. opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken;
b. (...)
(...)
4. De oplegging van een straf laat onverlet de mogelijkheid voor de directeur om terzake van de door de gedetineerde toegebrachte schade met hem een regeling te treffen.
(...)”.

Artikel 53 van de Pbw bepaalt het volgende:
“1. Een straf kan geheel of ten dele voorwaardelijk worden opgelegd. De proeftijd bedraagt ten hoogste drie maanden.
2. (...)”.

De directeur heeft klager verplicht de schade aan het matras te vergoeden op straffe van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting op eigen cel. Een wettelijke grondslag voor die specifieke wijze van afdoening ontbreekt. De wet bevat wel de
mogelijkheid een disciplinaire straf op te leggen onder de voorwaarde van schadevergoeding. Uit de Memorie van toelichting bij artikel 53 van de Pbw blijkt dat de wetgever voor de oplegging van de voorwaardelijke disciplinaire straf onder meer dit
soort
schadevergoedingskwesties voor ogen heeft gehad (TK 1994-1995, 24263, nr. 3, p. 69). Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

In verband met het vaststellen van een geldelijke tegemoetkoming is nog het volgende van belang. Aannemelijk is geworden dat de schade aan de matras voor de verantwoordelijkheid van klager kan worden gebracht. Bij het vaststellen van de omvang van de
schade gaat het in het algemeen om de waarde van een voorwerp ten tijde van het veroorzaken van de schade en niet om de nieuwwaarde. Nu de matras minder dan een jaar oud is, schat de beroepscommissie de waarde ervan naar redelijkheid en billijkheid op
€ 100,-.
Om redenen van doelmatigheid zal als volgt worden beslist. Van de reeds betaalde schade behoeft een bedrag van € 100,- niet aan klager te worden teruggestort, maar dat is anders voor het restant van € 81,51. Dat bedrag dient zo spoedig mogelijk op een
rekening van klager te worden overgemaakt. Voor een afzonderlijke geldelijke tegemoetkoming ziet de beroepscommissie daarnaast geen termen aanwezig.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat zo spoedig mogelijk € 81,51 op de rekening van klager wordt gestort.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, R. van Benthem en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 10 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven