nummer: 15/374/GA
betreft: [klager] datum: 10 juni 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.M. Hendrix, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 9 februari 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. B.A.M. Hendrix, en namens de directeur van de locatie Sittard, [...], afdelingshoofd.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens de vondst van contrabande op de meerpersoonscel en het doorgeven van contrabande aan een medegedetineerde.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager betwist dat de contrabande op de meerpersoonscel van hem was en dat hij via ‘hengelen’ contrabande heeft doorgegeven aan een medegedetineerde.
Klager is pas twee weken daarvoor op de meerpersoonscel met de betreffende medegedetineerde geplaatst. Hij heeft de contrabande op cel nooit eerder gezien. De dag waarop de contrabande is gevonden zou klager worden overgeplaatst naar een andere
afdeling. Klager had zijn tas op cel al klaargezet. De contrabande is niet in zijn tas aangetroffen.
Gelet op de door de directeur overgelegde stukken vervalt het beroep op formele gebreken. Klager zat pas een korte periode op de meerpersoonscel. De vorige bewoner was een drugsgebruiker.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Een personeelslid heeft ‘het hengelen’ door klager op de luchtplaats gezien, maar daarvan heeft hij niet zelf een verslag opgemaakt. Dit is
meegenomen in het verslag na de celinspectie. De vondst van contrabande op de meerpersoonscel was al voldoende voor het opleggen van de sanctie van vijf dagen plaatsing in de strafcel. De op cel gevonden attributen die gebruikt kunnen worden voor drugs
zijn een lepel, een blik en een bic-pen. In een pak macaroni zaten 30 gele pillen. De rest wordt gezien als bijvangst. Beide gedetineerden ontkennen dat de aangetroffen contrabande van hen is. In dat geval houdt de directeur beiden verantwoordelijk
voor
de vondst. Het macaronipak stond op een plank boven de televisie en kon door beiden gebruikt worden. Klager moet er van af hebben geweten. Klagers celgenoot bevond zich tijdens de celinspectie in afzondering. De directeur kan geen nadere inlichtingen
doen over al dan niet in de isoleercel aangetroffen contrabande.
3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd wegens de vondst van contrabande op een meerpersoonscel en het hengelen van contrabande aan klagers celgenoot, die zich op de luchtplaats van een isoleercel bevond.
De beslissing tot oplegging van straf is genomen op grond van de volgende overwegingen: “Er is contrabande aangetroffen op uw cel. Tevens heeft u geprobeerd contrabanden (bedoeld is : contrabande) over te dragen via ’hengelen’ aan een medegedetineerde
in de iso.”
De in de beslissing genoemde feiten zijn feiten die onverenigbaar zijn met de orde en veiligheid in de inrichting in de zin van art. 50, eerste lid, van de Pbw en komen daarmee in aanmerking voor een disciplinaire straf. De vraag staat hier centraal of
klager voor de feiten verantwoordelijk kan worden gehouden (art. 51, vijfde lid, van de Pbw).
Voor wat betreft de contrabande op cel geldt als uitgangspunt dat een gedetineerde verantwoordelijk is voor hetgeen zich op een cel bevindt. Dat geldt eveneens wanneer de gedetineerde verblijft in een meerpersoonscel. De verantwoordelijkheid voor de
aanwezigheid van voorwerpen op cel kan niet worden aanvaard indien een gedetineerde geen enkel verwijt kan worden gemaakt dat de voorwerpen zich op cel bevinden. In verband daarmee is het van betekenis dat in een verslag van aantreffen van de
voorwerpen
op cel duidelijk wordt gerelateerd welke voorwerpen op welke plaats en onder welke eventuele nadere omstandigheden zijn aangetroffen, zodat bijvoorbeeld blijkt dat het voorwerp zichtbaar is of zich op een voor één of voor beide gedetineerden eenvoudig
toegankelijke plaats bevindt. In dat verband kan het aanbeveling verdienen van het aantreffen een foto te maken. In de onderhavige zaak zijn de gegevens omtrent het aantreffen van de voorwerpen zeer gebrekkig, er staat niet meer vast dan dat er zich
pillen in een macaronipak bevonden, maar niet waar dat pak nu is aangetroffen. Klager ontkent verantwoordelijk te zijn voor de aangetroffen voorwerpen. Zijn verantwoordelijkheid voor de aangetroffen voorwerpen is gelet daarop onvoldoende komen vast te
staan.
Voor wat betreft het ‘hengelen’ ontbreekt een verslag als bedoeld in art. 50, eerste lid, van de Pbw. Klagers eigen mededeling dat hij in verband met ‘hengelen’ naar binnen is gestuurd, is geen verslag als bedoeld in voormelde bepaling.
Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, is er
aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal deze vaststellen op € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, R. van Benthem RA en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 10 juni 2015
secretaris voorzitter