Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0382/GA, 26 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/382/GA

betreft: [klager] datum: 26 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Rotgans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 januari 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 mei 2015, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klagers raadsman mr. R.P. van der Graaf, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Almere en [...], juridisch medewerker bij die p.i.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het in de verblijfsruimte voorhanden hebben van een
televisie met een verbroken verzegeling en een extra afstandsbediening.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in dit beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is door beklagcommissie niet-ontvankelijk verklaard. Als evenwel de overwegingen zouden zijn gevolgd, had er hooguit een ongegrond verklaring moeten worden uitgesproken. De reden voor de niet-ontvankelijkheid was volgens de beklagcommissie
gelegen in het tijdsverloop. De klacht richt zich op een op 20 mei 2014 opgelegde disciplinaire straf. Het klaagschrift is van 27 mei 2014. Gelet daarop had klager, uitgaande van de “verzend-theorie”, moeten worden ontvangen in zijn beklag. Klager
verbleef al langere tijd in dezelfde verblijfsruimte en is nooit gewezen op het feit dat de televisie niet verzegeld was. Vervolgens is er een speciale celcontrole en dan wordt van die televisie een probleem gemaakt. Klager bestrijdt dat hij ooit heeft
getekend voor een verzegelde televisie.
Namens de directeur heeft de juridisch medewerker in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur sluit zich aan bij de uitspraak van de beklagcommissie. De datum op het klaagschrift mag niet als uitgangspunt worden genomen. Het is immers heel goed mogelijk om een dergelijk klaagschrift te antidateren. Volgens de directeur is het
criterium voor de ontvankelijkheid daarom de ontvangstdatum bij de beklagcommissie.
Alle inrichtingstelevisies moeten verzegeld zijn. Tijdens een spitactie, waarbij de cellen extra kritisch worden onderzocht, bleek klagers televisie niet verzegeld te zijn. De verzegeling heeft tot doel te voorkomen dat er contrabande in verstopt
wordt.
De verzegeling bestaat uit een sticker die op de naad van de televisie geplakt is. Als een niet-verzegeld apparaat in de verblijfsruimte wordt aantroffen, wordt in beginsel een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de eigen cel opgelegd. Bij
binnenkomst krijgt iedere gedetineerde een intake en hem wordt uitleg gegeven over de huisregels. Daarbij moet de gedetineerde ook tekenen voor de celinventaris.

3. De beoordeling
Artikel 61 van de Pbw luidt – voor zover hier van belang –:
“- 1. (...)
(...)
- 5. Het klaagschrift wordt uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin
ontvankelijk,
indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.”

Klager heeft een klaagschrift ingediend tegen een hem opgelegde beslissing van
20 mei 2014. Dat klaagschrift is gedateerd op 27 mei 2014 en is op 2 juni 2014 ontvangen bij de beklagcommissie. De beroepscommissie heeft onvoldoende aanleiding tot twijfel aan de datum op het klaagschrift. Nu het de beroepscommissie ambtshalve bekend
is dat het soms langere tijd kan duren voordat post van een gedetineerde per reguliere post wordt bezorgd bij de geadresseerde (in dit geval de beklagcommissie) moet in dit geval als datum voor het indienen van het klaagschrift 27 mei 2014 worden
aangehouden, hetgeen als tijdig moet worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom – voor zover in beroep aan de orde – niet in stand blijven en klager moet alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

Ten aanzien van dat beklag geldt dat uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht voldoende aannemelijk is geworden dat bij een celinspectie in klagers verblijfsruimte een televisie met een ondeugdelijke verzegeling is aangetroffen, terwijl klager
voor die ondeugdelijkheid verantwoordelijk kan worden gehouden. Feiten of omstandigheden die deze verantwoordelijkheid zouden kunnen opheffen, zijn niet aannemelijk geworden. De bestreden beslissing van de directeur kan daarom, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven