Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1535/GB, 25 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1535/GB

Betreft: [klager] datum: 25 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 mei 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 11 januari 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zoetermeer.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft in opdracht van de reclassering en zijn casemanager aan zijn huisgenoten verteld waarvoor hij veroordeeld is. Hetgeen er gezegd wordt over de Afghaanse cultuur is discriminatie. Klager is een hardwerkende eerlijke man en is in hoger beroep
gegaan omdat hij hetgeen hem in eerste aanleg ten laste is gelegd ontkent. Een medeverdachte uit klagers strafzaak verblijft wel in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Klager snapt niet waarom hij geen enkelband krijgt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verblijft in detentie vanwege eergerelateerd geweld. Door klager werden zowel de beoogde werkgever als de huisgenoot niet geïnformeerd over het feit dat hij gedetineerd is vanwege voornoemd delict. Dit concludeerde de reclassering naar
aanleiding
van reacties van de bezochte voornoemde personen. Klager begeeft zich met name onder cultuurgenoten. Zo is klagers huisgenoot en ook zijn beoogde werkgever tijdens deelname aan een p.p. van Afghaanse afkomst. Het delict waarvoor klager in detentie
verblijft, wordt binnen de Afghaanse cultuur als “normaal” gezien. Men pleegt problemen zelf op te lossen waarbij eigen normen en waarden worden gehanteerd. Er is nog steeds vrees voor het slachtoffer. Zij deed dingen die binnen de Afghaanse cultuur
niet mogen en trad naar buiten met het geweld waarvan zij slachtoffer werd. Bijzondere voorwaarden perken een contact-of locatieverbod onvoldoende in. Het is juist dat de medeverdachte uit klagers strafzaak in een z.b.b.i. verblijft, overigens niet in
een zogenaamd gestapeld traject (verblijf in een z.b.b.i. met aansluitend deelname aan een p.p.) Ten aanzien van de medeverdachte was er wel voldoende vertrouwen in het opleggen van een contact- en locatieverbod.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Uit het reclasseringsadvies van 9 april 2015 blijkt dat de reclassering negatief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers deelname aan een p.p. Uit navraag vanuit de reclassering is gebleken dat klager anders dan hij stelt, zijn huisgenoot
niet
op de hoogte heeft gebracht van het delict waarvoor hij in detentie verblijft. Ook de beoogde werkgever is door klager niet van het delict op de hoogte gebracht. Het op de hoogte brengen van voornoemde personen van het delict was een door de
reclassering gestelde voorwaarde. De reclassering geeft aan dat bij het opleggen van een contact- en locatieverbod het gevaarsrisico te groot is om positief te adviseren ten aanzien van deelname aan een p.p. Zowel de reclassering als de wijkagent maken
zich ernstig zorgen over de veiligheid van het slachtoffer uit klagers strafzaak. De inrichting waar klager thans verblijft heeft, gelet op het negatieve advies van de reclassering ook negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek tot deelname
aan een p.p. en heeft geen vertrouwen in een goed verloop hiervan. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 25 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven