Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0278/SGA, 4 februari 2015, schorsing
Uitspraakdatum:04-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/278/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 4 februari 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. F.E. van der Zee, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Tafelbergweg te Amsterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 20 januari 2015, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker uit het
plusprogramma naar het basisprogramma (degradatie), wegens – kortweg – fraude bij een urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat de maandcommissaris een klaagschrift van verzoeker in ontvangst heeft genomen en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 4 februari
2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit vaste rechtspraak van de beroepscommissie volgt dat, in gevallen als het onderhavige, de directeur bij de beslissing tot degradatie niet kan
volstaan met verwijzing naar een feit waarvoor een disciplinaire straf is opgelegd, hetgeen zogenaamd ‘rood’ gedrag oplevert, maar daarnaast ook de andere gedragingen van verzoeker bij zijn beslissing dient mee te wegen. Uit de bestreden beslissing
noch
uit de reactie van de directeur komt naar voren dat hij voorafgaand aan de bestreden beslissing een dergelijke afweging heeft gemaakt. Gelet daarop is die beslissing, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, genomen op gronden die deze niet kunnen
dragen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal met onmiddellijke ingang worden geschorst tot het moment dat de beklagcommissie zal hebben beslist op het onderliggende klaagschrift.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijk ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven