Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0720/GB, 11 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/720/GB

Betreft: [klager] datum: 11 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 maart 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 3 februari 2015 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Grave.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil overgeplaatst worden naar de p.i. Amsterdam Over-Amstel, naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC). In de p.i. Grave kan klager geen bezoek ontvangen vanwege de
reisafstand vanaf Amsterdam. Hij heeft de steun van zijn familie en vriendin hard nodig. Zijn vader is invalide en kan derhalve op grond van medische redenen moeilijk reizen. Door deze omstandigheden gaat klager psychisch achteruit. Hij kan het regime
in de p.i. Grave niet aan en kan niet functioneren op grote afdelingen. De motivering van de selectiefunctionaris is onbegrijpelijk, gelet op de concrete hulpvraag en zorgbehoefte van klager en de bevindingen in het selectieadvies. In de p.i. Grave kan
men klager niet begeleiden. Klagers voornoemde belangen dienen te prevaleren boven de logistieke overweging dat hij in het arrondissement van vervolging dient te verblijven. De adviezen van de inrichting en de psycholoog zijn positief en klager
begrijpt
derhalve niet waarom hij niet naar de p.i. Amsterdam Over-Amstel overgeplaatst kan worden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is conform de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden
(hierna: de Regeling) ingesloten in het arrondissement van vervolging. De selectiefunctionaris acht geen noodzaak aanwezig hiervan af te wijken. In de preventieve fase van detentie is de reisafstand van klagers bezoek van ondergeschikt belang. Daarbij
is klager niet geheel verstoken van bezoek. Wanneer klager in eerste aanleg is veroordeeld, kan hij een voorkeur uitspreken voor een inrichting. Zijn gedrag de komende tijd zal mede bepalend zijn of deze voorkeur voor een bepaalde inrichting wordt
gehonoreerd. Er heeft een gesprek plaatsgevonden met een psycholoog in de inrichting waaruit is gebleken dat er vooralsnog geen indicatie voor plaatsing in een PPC bestaat.

4. De beoordeling
4.1. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken en het verzoek onvoldoende is onderbouwd. De
beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. Klager behoorde ten tijde van de bestreden beslissing, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.3. Op grond van het bepaalde in artikel 20c van de Regeling komen voor plaatsing in een PPC die gedetineerden in aanmerking, ten aanzien van wie in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek,
verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd of ten aanzien van wie in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist. In de toelichting bij artikel 20c is bepaald dat
de
directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uitbrengt over de behoefte aan forensische zorg. Dit advies wordt gegeven op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch
overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. Uit het selectieadvies van 2 maart 2015 blijkt dat de psycholoog in de inrichting is geraadpleegd en dat er geen sprake is van een indicatie voor een
plaatsing in een PPC. De psycholoog heeft aangegeven dat het gedrag van klager beheersmatig is. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager niet te selecteren voor plaatsing in
een PPC.

4.4. Voorts geldt voor de selectie van gedetineerden het uitgangspunt dat preventief gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Slechts in bijzondere
gevallen kan er een uitzondering worden gemaakt. Er dient dan sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door verklaringen van een deskundige. Klager is ingesloten voor het parket Den Bosch. De beroepscommissie is van
oordeel dat klager de bezoekproblemen onvoldoende heeft onderbouwd en dat deze niet aangemerkt kunnen worden als een bijzondere omstandigheid. Bezoekproblemen zijn immers inherent aan het ondergaan van detentie. De op de onder 3.2 genoemde gronden
gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 11 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven