Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0835/GA, 8 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:08-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/835/GA

betreft: [klager] datum: 8 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 maart 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek is afgewezen vanwege negatieve adviezen van de politie en het Openbaar Ministerie (OM). Echter, de interpretatie van de beklagrechter gaat qua aard en strekking verder dan de informatie waarop het OM heeft geadviseerd. Er is geen sprake van
een “vrij groot risico op recidive”, maar er kan “geen inschatting” van het recidiverisico gegeven worden. Voorts is het recidiverisico onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het feit dat klager voor meerdere feiten is veroordeeld, betekent niet automatisch
dat ernstig rekening gehouden moet worden met recidive. Met betrekking tot het advies van de politie blijkt niet waarom de wijk rond het verlofadres in relatie tot klager kwetsbaar zou zijn. Met betrekking tot de justitiële antecenten wordt opgemerkt
dat klager voor betrokkenheid bij een overval niet onherroepelijk is veroordeeld en dat de betrokkenheid wordt betwist. De ruzie en vechtpartijen rechtvaardigen niet (zonder meer) de afwijzende beslissing. Een eigen belangenafweging van de directeur
lijkt te ontbreken en de mogelijkheid om voorwaarden op te leggen aan verlofverlening is niet onderzocht. Inhoudelijk wordt verwezen naar jurisprudentie. Klager wil een tegemoetkoming van € 50,=. Tevens is verzocht om het beroep mondeling tot te
lichten.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts heeft de advocaat-generaal bezwaar tegen verlofverlening vanwege het hoge recidiverisico. Dit risico werd bekend in het reclasseringsrapport van 22 december 2014. Ten tijde van
de aanvraag was er geen Risc/reclasseringsadvies voorhanden, waardoor het OM negatief adviseerde. Aan deze adviezen kon niet worden voorbij gegaan. Het feit dat er geen risico’s bekend zijn, maakt niet dat deze er niet zijn. Het signaal van de politie

van welke informatie de directeur kan uitgaan – en de antecedenten gaven een redelijke indicatie. De risico’s konden niet uitgesloten worden. Er was geen sprake van een mogelijkheid om bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de risico’s niet bekend
waren. Aan klager is de mogelijkheid gegeven om een ander verlofadres op te geven, echter klager heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De weigeringsgronden van artikel 4, sub i en j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting zijn van
toepassing.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De politie heeft negatief geadviseerd omdat het verlofadres ligt in een zeer kwetsbare wijk. Ook is er sprake van sociale problematiek in de opgegeven straat.
Het OM heeft negatief geadviseerd omdat er geen inschatting kan worden gemaakt van het recidiverisico nu er nog geen Risc/reclasseringsadvies voorhanden is.

3. De beoordeling
Namens klager is aangegeven het beroep mondeling te willen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar wegens gekwalificeerde diefstal. Op het ingestelde hoger beroep is nog niet beslist. De fictieve einddatum van zijn detentie is gesteld op 24 augustus 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

De beroepscommissie heeft klagers uittreksel justitiële documentatie opgevraagd. Het uittreksel telt vijf veroordelingen waarvan drie voor vermogensdelicten.

Ten aanzien van een verzoek om verlofverlening geldt dat de directeur een belangenafweging dient te maken op grond van de dan bekende feiten en omstandigheden. De directeur heeft ten aanzien van de verlofaanvraag de benodigde inlichtingen en adviezen
ingewonnen. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het opgegeven verlofadres, gelegen in de wijk Lombok in Utrecht, omdat dat een kwetsbare wijk is met veel sociale problematiek en de politie verwacht tegen de achtergrond van klagers
antecedenten problemen wanneer klager in voornoemde wijk zijn verlof doorbrengt. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de afwijzing van klagers verzoek op grond van het feit dat klager antecedenten heeft en de wijk waarin het opgegeven
verlofadres
ligt sociale problematiek kent, onvoldoende om klagers verzoek af te wijzen. Daarbij komt dat het door het OM gestelde recidiverisico onvoldoende onderbouwd is nu er alleen op grond van klagers antecedenten vanuit gegaan is dat er sprake is van een
vrij
groot risico op recidive. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu klager alsnog een verlof verleend kan worden zijn er geen termen aanwezig hem een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 8 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven