Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0312/GA, 1 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:01-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/312/GA

betreft: [klaagster] datum: 1 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. N. Hendriks en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de
locatie Nieuwersluis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel ingaande op 12 december 2014, wegens het niet onmiddellijk opvolgen van de instructie van een personeelslid naar haar cel te gaan;
b. de plaatsing van klaagster in een afzonderingscel op 12 december 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. ongegrond verklaard en het beklag als vermeld onder b. gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van
€ 7,50 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klaagster komt ook in beroep tegen het gegrondverklaarde onderdeel van het beklag want de beklagcommissie heeft
niet de goede overwegingen gebruikt. Bovendien is de hoogte van de tegemoetkoming niet begrijpelijk. Klaagster heeft recht op een tegemoetkoming van minstens €10,=. De directeur heeft klaagster niet uitgebreid gehoord alvorens is beslist tot oplegging
van de disciplinaire straf. Voorts kan de feitelijke gang van zaken de oplegging van een disciplinaire straf niet rechtvaardigen. Klaagster liep op 12 december 2014 wederom het risico dat zij een verkeerde maaltijd zou krijgen en zij heeft toen de
juiste maaltijd gepakt. Daarop is zij aangesproken door een p.i.w-er. Hoewel zij met de p.i.w-er in discussie ging, heeft zij de instructie om naar haar cel te gaan direct opgevolgd. Daarna ging het mis met de medicatieverstrekking. De piw-ster legde
de
medicatie op een vreemde plek. Daar heeft klaagster wat van gezegd en de piw-ster heeft de medicatie toen weer meegenomen. Klaagster wilde haar medicatie wel en heeft daar via de intercom om verzocht. Als ze haar medicatie niet krijgt ligt ze de hele
nacht wakker. De intercom werd echter uitgeschakeld en toen heeft klaagster gebonsd en geschopt tegen de celdeur om de aandacht te trekken. Klaagster is vervolgens door de ME opgehaald en in een afzonderingscel geplaatst. Er was sprake van opgebouwde
irritatie en daarom is de situatie niet goed beoordeeld. Het bewaardersarrest was niet nodig en daarom is een hogere tegemoetkoming op zijn plaats.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klaagster is een half uur gehoord alvorens is beslist tot oplegging van de disciplinaire straf. Het klopt dat de
maaltijdverstrekking niet goed is gegaan. Hoewel dit spijtig is, geeft dat klaagster niet het recht om een andere maaltijd te pakken. Nadat klaagster twee keer heeft geweigerd naar haar cel te gaan, heeft zij uiteindelijk met veel verbale uitlatingen
de
instructie opgevolgd. De aantekeningen op het verslag zijn van de directeur. De directeur heeft klaagster de straf opgelegd en de beschikking daarvan zou later aan haar worden uitgereikt omdat de deuren om 17.00 uur dicht gaan. Aan klaagster is
medicatie verstrekt, maar zij wilde deze niet op de manier waarop deze werd aangeboden. Daarop is de medicatie door een personeelslid mee terug genomen. De directeur heeft het personeel na klaagsters plaatsing in afzondering gesproken en daaruit is de
directeur gebleken dat de gang van zaken niet helemaal is zoals klaagster aangeeft. De directeur kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming ter zake van klaagsters plaatsing in een afzonderingscel.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die
onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de gedetineerde meedeelt.
Uit de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf blijkt dat de disciplinaire straf is opgelegd wegens het niet onmiddellijk opvolgen van de instructie van een personeelslid naar de cel te gaan. Het verslag is echter aan klaagster medegedeeld
omdat zij op de intercom bleef bellen. Nu klaagster geen verslag is aangezegd ter zake van het feit waarvoor de onderhavige disciplinaire straf is opgelegd, zal de beroepscommissie het beroep reeds gelet hierop gegrond verklaren, de uitspraak van de
beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de gevolgen van deze beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal klaagster een tegemoetkoming van € 15,= worden toegekend.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat tegen een gegrond verklaard beklag geen beroep mogelijk is. Klaagster zal dan ook in zoverre niet-ontvankelijk in haar beroep worden verklaard. De
beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klaagster een tegemoetkoming toe van € 15,=.
De beroepscommissie verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. voor zover gericht tegen de gegrondverklaring en voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J. Schagen MA en drs. F.M.J. Bruggeman, leden, in tegenwoordigheid van
R. Boerhof, secretaris, op 1 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven