nummer: 15/589/GA
betreft: [klager] datum: 1 juni 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,
gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij voornoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 april 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Metin en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Nieuwegein.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van 5 januari 2015 tot terugplaatsing van klager naar het basisprogramma.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 35,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden geeft ruimte om een gedetineerde op grond van een
incidentele gedraging te degraderen. De beklagrechter heeft overwogen dat de reactie van klager “uiterst ongepast is en beledigend kan overkomen”. De reactie “jullie zijn allemaal nazi’s” is echter een zeer ernstige belediging en zwaarwegend van aard.
Klager is na zijn gedraging gehoord. Hij was rustig en heeft zijn uitspraken herhaald. Hij is volhardend en keurt zijn eigen gedrag niet af. Daarom is deze gedraging aangemerkt als rood gedrag. Klager heeft daarnaast meerdere waarschuwingen gekregen
in
verband met het te laat komen op de arbeid (oranje gedrag). Dit gedrag heeft niet de doorslag gegeven in de beslissing tot degradatie. Na de degradatie heeft klager contrabande ingevoerd en heeft hij positief gescoord op het gebruik van drugs bij een
urinecontrole. Dit geeft een beeld van zijn gedrag in de inrichting. Ook in het plusprogramma kan je al oranje zijn. Dat was in dit geval zo. Het gaat om de zwaarte van de uitspraken en wat dit doet in de p.i.. Het zegt wat over klagers functioneren
later in de maatschappij.
Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft, in tegenstelling tot wat de directeur stelt, alleen gezegd “dit lijken wel nazi praktijken”. In de
tweede wereldoorlog zijn verschrikkelijke dingen gebeurd, waaronder dwangarbeid. Klager gaf zijn mening. Feit is dat klager op grond van een incident is gedegradeerd. Thans worden er allerlei gedragingen bijgehaald. De betreffende uitlating kwam voort
uit woede omdat klager moest werken, terwijl hij veel last van zijn schouder heeft. Daarnaast is de toegekende tegemoetkoming te gering.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed
gedrag verzaakt. In de bijlage bij de Regeling zijn voorbeelden gegeven van gedrag dat als goed gedrag (groen gedrag), dit kan beter gedrag (oranje gedrag) en ongewenst gedrag (rood gedrag) wordt aangemerkt. Volgens de nota van toelichting bij de
Regeling leidt ongewenst gedrag en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie.
Reeds eerder heeft de beroepscommissie beslist dat de directeur bij de beslissing tot degradatie een eigen afweging dient te maken (zie bijvoorbeeld RSJ 10 november 2014, 14/1918/GA). Immers, niet elk ongewenst gedrag houdt in dat een gedetineerde niet
meewerkt aan zijn re-integratie. Om te voorkomen dat een gedetineerde op één incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de directeur naast feiten en omstandigheden van het ongewenste gedrag, mee te wegen het structurele gedrag van de gedetineerde,
waarin alle onderdelen van goed gedrag worden meegenomen. In onder meer RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA, heeft de beroepscommissie geoordeeld dat voornoemde belangenafweging, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar
ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk dient te zijn en schriftelijk dient te worden vastgelegd.
Uit het degradatiebesluit van 5 januari 2015 blijkt dat de directeur heeft besloten tot terugplaatsing van klager, omdat klager ‘de gehele inrichting heeft vergeleken met het nazi regime’. In beroep is door de directeur aangevoerd dat deze uitlating is
aangemerkt als rood gedrag en dat klager tevens meerdere waarschuwingen heeft gekregen in verband met het te laat komen op de arbeid, hetgeen is aangemerkt als oranje gedrag. Een nadere onderbouwing ontbreekt echter. De beroepscommissie is van oordeel
dat hiermee niet is gebleken dat de directeur voorafgaande aan de degradatiebeslissing een belangenafweging heeft gemaakt waarbij bovengenoemd negatieve gedrag is afgewogen tegen klagers positieve gedrag. De beslissing tot degradatie is derhalve
onvoldoende onderbouwd. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen.
Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat zij in onder meer RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA, heeft geoordeeld dat in een degradatiebesluit duidelijk moet worden weergegeven op grond van welke gedragskleur een gedetineerde wordt gedegradeerd. Zij
gaat er dan ook vanuit dat de directeur in volgende degradatiebeslissingen duidelijk aangeeft of de degradatie het gevolg is van ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rood gedrag’.
Ten aanzien van klagers verzoek om een hogere tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat zij niet in de beoordeling hiervan kan treden nu de beklagrechter het beklag gegrond heeft verklaard en door of namens klager geen beroep is ingesteld tegen
de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J. Schagen MA en drs. F.M.J. Bruggeman, leden, in tegenwoordigheid van R. Boerhof, secretaris, op 1 juni 2015
secretaris voorzitter