Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0432/GA, 28 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/432/GA

betreft: [klager] datum: 28 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.L.E.M. Krauth, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem-Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Arnhem-Zuid in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van 4 december 2014 van klagers verzoek om algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De onder bovengenoemde naam ingediende asielaanvraag is afgewezen. Klager is vervolgens aangezegd Nederland te verlaten. Dit heeft hij gedaan en vervolgens is hij Nederland legaal weer in gereisd. Klager heeft nooit een oproep gekregen de opgelegde
straf te ondergaan, zodat ook niet gesteld kan worden dat hij zich aan de uitvoering van de straf heeft onttrokken.
Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat de directeur een eigen afweging heeft gemaakt. Onverkort en zonder nadere motivering wordt het advies, zoals gegeven in de TES-informatie, overgenomen.
Klager stelt dat het onttrekkingsgevaar als illusoir dient te worden aangemerkt, waarbij hij verwijst naar zijn gratieverzoek en naar het verblijf van zijn Nederlandse vrouw en Nederlandse zoon hier te lande, alsmede naar de veelvuldige
politiecontacten
met betrekking tot zijn verleden.
Klagers einddatum van zijn detentie is juli 2015.
Mogelijkheden om family life binnen de inrichting te doen herleven zijn onbenut gelaten.

De directeur heeft in reactie op het beroep het volgende aangevoerd.
Voordat er een beslissing wordt genomen op een verlofaanvraag worden er verschillende adviezen opgevraagd. Het OM en de politie hebben beide een negatief advies afgegeven. Het OM heeft zelfs ernstig bezwaar tegen iedere vorm van verlof in verband met
ernstige vluchtgevaarlijkheid. Hierbij wordt verwezen naar het uitgebreide verlofadvies van het Team Executie Strafvonnissen (TES). Klager wordt op basis van de bovenstaande adviezen beschouwd als vluchtgevaarlijk en daarmee is de kans groot dat klager
zich aan de verdere tenuitvoerlegging wederom zal weten te onttrekken. In het geval van klager zijn de adviezen zodanig gedetailleerd dat op basis hiervan de beslissing in alle redelijkheid genomen kon worden.
Het belang van klager bij een verlof dient zwaarder te wegen naarmate de einddatum van detentie nadert. Toch is de directeur nog steeds van mening dat bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in dit geval het algemeen belang zwaarder kon
wegen dat het individueel belang, specifieker dat van het recht op family life van klager. Dit ook met name omdat de alternatieve mogelijkheden om family life binnen de inrichting te doen herleven ook aan klager worden aangeboden en deze met klager
zijn
besproken.

3. De beoordeling
Hoewel de beroepscommissie het standpunt van de directeur, gebaseerd op het uitgebreide en gemotiveerde verlofadvies van het TES kan volgen, dient naarmate de einddatum van de detentie nadert, het belang van klager bij een verlof in verband met zijn
voorbereiding op een terugkeer in de samenleving zwaarder te wegen. In het licht van de einddatum van 17 juli 2015 en gegeven het feit dat de directeur niet is ingegaan op de door klager aangevoerde persoonlijke omstandigheden, had de directeur aan de
voorbereiding van de terugkeer van klager in de maatschappij een doorslaggevend gewicht behoren toe te kennen. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, het beklag alsnog gegrond
verklaren en de beslissing van de directeur van 4 december 2014 vernietigen.

Gegeven het tijdsverloop zal de beroepscommissie bepalen dat haar beslissing in de plaats treedt van de beslissing van de directeur en bepaalt dat aan klager verlof moet worden verleend. Zij acht geen termen aanwezig om klager een tegemoetkoming toe te
kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven