Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4740/GA, 21 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4740/GA

betreft: [klager] datum: 21 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.M.S. Bal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 december van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Achterhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat bij een overplaatsing een deel van klagers goederen is kwijtgeraakt.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is aangevoerd dat en waarom de uitspraak van de beklagcommissie geen stand kan houden. Hiervoor is verwezen naar een beslissing van de beroepscommissie van 14 april 2011 (kenmerk 10/2161/GA) en de Circulaire vrachtvervoer en
aansprakelijkheid bij schade van 31 oktober 2014 (kenmerk 578934). Tevens is verzocht om een tegemoetkoming en een schadevergoeding.

De directeur heeft hierop laten weten dat hij niets toe te voegen heeft aan de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Klager is op 1 augustus 2013 overgeplaatst. Hierbij is een deel van klagers goederen kwijtgeraakt. Klager heeft (met behulp van zijn raadsvrouw) getracht de vermiste goederen te achterhalen. Dit heeft echter niet tot enig resultaat geleid.
Het beklag hierover dateert van 27 oktober 2014 en is buiten de wettelijke termijn ingediend. In de door de raadsvrouw aangehaalde beslissing van de beroepscommissie bestond onduidelijkheid over het moment waarop het klager duidelijk had kunnen zijn
dat
een vermist goed niet meer zou kunnen worden achterhaald. In de onderhavige zaak staat echter vast dat klagers raadsvrouw reeds op 5 februari 2014 bekend was met het feit dat de vermiste goederen niet meer te achterhalen waren. Voor het tijdsverloop
van
ruim acht maanden sindsdien tot het moment waarop het beklag is ingediend, is geen afdoende verklaring gegeven. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is daarom geen sprake. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de
beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 21 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven