Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0583/GB, 12 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/583/GB

Betreft: [klager] datum: 12 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.R.S. van Nuss, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 februari 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld in
artikel 20b, tweede lid onder a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 september 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Alphen aan den Rijn. Op 21 januari 2015 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Dat klager na zijn detentie geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft, is niet een vaststaand gegeven omdat het vonnis van de politierechter thans nog niet onherroepelijk is. Klager heeft
hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis. De hoger beroepsprocedure is nog niet aangevangen. Dat klager overgeplaatst zou moeten worden naar een afdeling voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen op grond van beleid, rechtvaardigt nog niet
de
beslissing om klager specifiek naar de p.i. Ter Apel over te plaatsen. Het persoonlijk belang van klager – dat hij bezoek kan ontvangen van zijn naasten – weegt zwaarder dan de uitvoering van dit beleid.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft de Marokkaanse nationaliteit en geen verblijfsvergunning voor Nederland. Hij is in eerste aanleg veroordeeld. Daarmee valt klager in de doelgroep
Vreemdelingen in Strafrecht (VRIS) en dient te worden overgeplaatst. Bij de plaatsing in een inrichting voor de bijzondere opvang van veroordeelde strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen heeft de selectiefunctionaris slechts één keuze en dat is de
p.i. Ter Apel. Dat er voor deze categorie gedetineerden een speciale locatie is aangewezen, weegt zwaarder dan eventuele bezoekproblemen. Hoewel het hoger beroep over de vaststelling van onrechtmatig verblijf in Nederland nog moet plaatsvinden, heeft
dit geen schorsende werking. Om gedetineerden enigszins tegemoet te komen bestaat er in de p.i. Ter Apel de mogelijkheid om via beeldtelefoon contact te hebben met hun naasten.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Ter Apel is aanwezen als inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in
artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling.

4.2. Namens klager wordt aangevoerd dat niet vaststaat dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft, nu het vonnis in eerste aanleg nog niet onherroepelijk is. Voornoemd vonnis van 15 december 2014 waarbij klager is veroordeeld tot
een
gevangenisstraf van zes maanden waartegen klager hoger beroep heeft ingesteld is niet klagers huidige insluitingstitel. Uit de stukken blijkt dat klager op 6 september 2013 is veroordeeld tot 60 dagen gevangenisstraf en die straf thans ondergaat.
Voornoemde vrijheidsstraf geldt derhalve als klagers huidige insluitingstitel. Voorts blijkt uit het selectieadvies van 19 januari 2015 dat klagers verblijfstatus is aangemerkt als ongewenst en dat de Vreemdelingendienst Den Haag heeft aangegeven
klager
over te zullen dragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek. Klager heeft, ook al is het vonnis van de politierechter in de strafzaak met betrekking tot het verblijven in Nederland als ongewenst vreemdeling (nog) niet onherroepelijk, geen rechtmatig
verblijf in Nederland en behoort tot de categorie strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. De beroepscommissie is van oordeel dat klager gelet op het vorenstaande voldoet aan de vereisten die gelden voor plaatsing in een inrichting voor
strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen en dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager te plaatsen in de p.i. Ter Apel.

4.3. De beroepscommissie stelt vast dat de p.i. Ter Apel als enige gevangenis in Nederland voor mannen is aangewezen als inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. De gevolgen van een vrijheidsstraf komen voor rekening en risico van
de veroordeelde en bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden en hetgeen namens klager is aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is derhalve onvoldoende zwaarwegend. Klager kan in de
p.i. Ter Apel door middel van beeldtelefoon contact houden met zijn naasten. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 12 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven