Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4349/GA, 11 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4349/GA

betreft: [klager] datum: 11 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Flikkenschild, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 november 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2015, gehouden in de p.i. Vught is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Flikkenschild, gehoord.
De directeur is niet ter zitting verschenen.
Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij de afdeling rechtspraak van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de toegang tot de inrichting van klagers broer.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beslissing van de directeur is in strijd met de Pbw en artikel 8 EVRM. Niet gebleken is of en zo ja welk gevaar
het bezoek van klagers broer voor de orde en de veiligheid oplevert, zodat evenmin kan worden vastgesteld dat de weigering van het bezoek noodzakelijk is. Voorts blijkt op geen enkele wijze dat de directeur een afweging heeft gemaakt tussen het recht
van klager op “family life” en het belang van de inrichting. Van een belangenafweging, laat staan een zorgvuldige belangenafweging, lijkt geen sprake te zijn. Ook heeft geen doelmatigheidstoetsing plaatsgevonden. Klager is van mening dat de
belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen. Zijn broer gebruikt al jaren geen harddrugs meer. De laatste antecedenten van zijn broer dateren uit 2012. Niet duidelijk is of dit het jaar is waarin het delict is gepleegd of waarin klagers broer
is veroordeeld. Ook de zwaarte van het regime waarin klager verblijft dient in de belangenafweging te worden betrokken. Daarnaast biedt de Pbw minder vergaande mogelijkheden om de orde en veiligheid in de inrichting te waarborgen. In de beslissing is
geen duur van het verbod vermeld.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet toegelicht. De directeur heeft in beklag aangevoerd dat uit informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) is gebleken dat klagers broer veel
antecedenten heeft en een harddruggebruiker is. Op basis van deze informatie en met het oog op de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting is klagers broer de toegang tot de inrichting geweigerd.

3. De beoordeling
Artikel 38, derde lid, van de Pbw luidt: “De directeur kan de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of van bepaalde personen weigeren met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid. Deze weigering geldt voor ten hoogste
twaalf maanden.”

De door de directeur bedoelde GRIP-informatie is in het kader van de onderhavige procedure niet overgelegd. Er moet thans van uit worden gegaan dat er na 2012 geen criminele antecedenten van klagers broer bekend zijn. De bezoekweigering is ontoereikend
gemotiveerd nu niet blijkt welke betekenis is toegekend aan de ernst en aard van niet recente antecedenten, terwijl bovendien enige bepaling van de duur van de weigering tot toelating van klagers broer als bezoeker ontbreekt.

De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, de bestreden beslissing van 8 oktober 2014 vernietigen en de directeur opdragen binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe
beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven