Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/291/GA, 11 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/291/GA

betreft: [klager] datum: 11 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Flikkenschild, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 januari 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2015, gehouden in de p.i. Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Flikkenschild, gehoord.
De directeur is niet ter zitting verschenen.
Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij de afdeling rechtspraak van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel wegens het herhaaldelijk weigeren gevolg te geven aan opdrachten van het personeel, het maken van een slaande beweging, het plegen van verzet, het weigeren van
medewerking aan de plaatsing in de strafcel en het uitschelden van het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager wilde zijn avondmaaltijd tijdens de middagrecreatie bereiden. Hoewel eerder door het personeel aan klager was
medegedeeld dat hij die middag recreatie zou hebben, bleek dit een vergissing te zijn. Klagers verzoek om tien minuten langer van de keuken gebruik te mogen maken ten einde toch zijn maaltijd te kunnen bereiden, werd vervolgens afgewezen. Het personeel
heeft een fout gemaakt en klager vindt dat zijn gedrag dan ook in dat licht dient te worden bezien. Hij ontkent een slaande beweging te hebben gemaakt en zich verzet te hebben. Hij is pas gaan schelden in de strafcel en heeft toen één scheldwoord
gebruikt. Hij heeft hiervoor zijn excuses aangeboden. Zijn standpunt kan worden ondersteund door camerabeelden, maar de directeur stelt dat er wel camera’s voor het toezicht beschikbaar zijn, maar dat de beelden niet worden opgeslagen en bewaard. Er
zijn geen getuigen van het incident. Voorts vindt klager dat sprake is van willekeur nu een andere gedetineerde die veel erger had gescholden niet disciplinair is gestraft. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie merkt overigens op dat in dit geval, waar er evident – al dan niet ten gevolge van
opgelopen spanningen in de inrichting – een vergissing is begaan door het dienstdoende personeel, een andere reactie van het personeel denkbaar zou zijn geweest, maar dit laat onverlet dat de beslissing van de directeur tot het opleggen van de
disciplinaire straf wegens het gedrag van klager niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven