Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1242/GV, 11 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1242/GV

betreft: [klager] datum: 11 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 april 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het Multi Disciplinair Overleg en de verlofcommissie bij de p.i. Nieuwegein hebben positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om verlof, maar het verzoek is toch
afgewezen.
Klager kan dit niet begrijpen, omdat hij zijn volledige medewerking heeft verleend en zich volledig heeft ingezet. Hij heeft de cursussen/opleidingen “Puinruimen”, “Fitvak” en “Kies voor verandering” afgerond. Klager begrijpt niet hoe het kan dat het
recidiverisico is ingeschat als hoog. Hij vindt dat zijn aanvraag het beste door de inrichting kan worden beoordeeld. Het staat vast dat hij binnen de inrichting zonder problemen functioneert. Over acht maanden komt hij vrij en hij vindt dat hem de
kans
moet worden geboden om stapsgewijs in de maatschappij terug te keren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers verzoek om verlof wordt in deze fase van zijn detentie afgewezen. Het recidiverisico is ingeschat als hoog. De reclassering acht een
persoonlijkheidsonderzoek geïndiceerd. Klager pleegde delicten tijdens zijn verblijf in een zeer beperkt beveiligde inrichting en gedurende een proeftijd. Ook stelt hij zich naar de reclassering onbegeleidbaar op. Klager heeft afgetekend voor het
programma Terugdringen Recidive. De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd gelet op onder meer klagers uitgebreide strafblad met ernstige geweldsdelicten. Er bestaat geen vertrouwen in een goed verloop van vrijheden. Het feit dat klager zich
tijdens zijn detentie goed gedraagt, maakt het hoge recidiverisico niet anders.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege het feit dat klager zich binnen de inrichting goed gedraagt en zich goed aan afspraken houdt.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft aangegeven dat klager vanaf jonge leeftijd niet alleen vermogensdelicten pleegt, maar dat hij daarbij steeds zwaarder geweld gebruikt. Hij is een gevaar voor de maatschappij. Het is aan zijn
slachtoffers niet uit te leggen dat hij met zo’n angstaanjagend strafblad waarbij de primaire veiligheid van zijn slachtoffers is aangetast, al met verlof zou mogen gaan. Klager heeft aangetoond dat het recidivegevaar bij hem reëel is. Hij heeft vanaf
1996 alleen maar ernstige geweldsdelicten gepleegd. Er is niets dat veranderd is bij hem. Proeftijden maken hem niets uit: in de maanden na het ingaan van een proeftijd in juli 2011 pleegde hij in oktober en november gruwelijk ernstige delicten. Het
enige dat past is bescherming van de maatschappij. Klager vormt een gevaar voor de veiligheid en gezondheid van anderen en de veiligheid van goederen.
De politie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
Uit de stukken is verder gebleken dat de reclassering het recidiverisico heeft ingeschat als hoog. De reclassering acht onderzoek naar klagers persoonlijkheidsstructuur en intelligentieniveau van belang, maar klager weigert hieraan mee te werken,
waardoor de reclassering op dit moment, gebaseerd op de ervaringen in het verleden, geen samenwerkingsmogelijkheden ziet met klager.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens bezit/handel in vuurwapens, heling en diefstal met geweld gepleegd in vereniging (overval). Tegen dit vonnis is beroep in cassatie ingesteld. De fictieve
einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 4 januari 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

De advocaat-generaal en de reclassering staan negatief tegenover verlofverlening. Op grond hiervan zijn er naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende contra-indicaties voor verlofverlening, die een afwijzing van klagers verlofaanvraag op dit
moment rechtvaardigen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven