Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0103/GA, 8 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/103/GA

betreft: [...] datum: 8 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Berg van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 29 december 2014 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van M.J.F. Schuurmans, verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 april 2015, gehouden in de locatie Zuid van de p.i. Arnhem, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.A. Nooijen, en namens de directeur van de locatie De Berg mevrouw [...], juridisch medewerker
bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een aantal aan klager toebehorende goederen bij gelegenheid van zijn overplaatsing naar de p.i. Vught.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager daarvoor een tegemoetkoming toegekend van € 20,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep volhard in hetgeen in het beroepschrift naar voren is gebracht.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vanuit de locatie De Berg is één zending met goederen van klager verzonden. Er was al vrij snel bekend dat een aantal eigendommen van klager ontbrak. Bij een overplaatsing mag een gedetineerde maar een gering aantal spullen meenemen. De rest moet
worden
ingepakt en wordt dan nagezonden. Die nazending heeft klager nooit ontvangen. Enkele weken na zijn overplaatsing bleken zijn eigendommen niet in Vught te zijn aangekomen. De medewerkers van de p.i. Vught hebben toen contact opgenomen met de locatie De
Berg. Daar werd verteld dat klagers eigendommen onderweg waren. Klager heeft daar nog enige tijd op gewacht en toen heeft hij uiteindelijk een klacht ingediend. Klager is op 12 september 2014 met ontslag gegaan vanuit de p.i. Vught. Klagers raadsman
heeft nadien nog navraag gedaan bij de p.i. Vught en daar bleken geen goederen van klager te zijn ontvangen.

3. De beoordeling
De directeur heeft allereerst aangevoerd dat de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk had moeten verklaren nu de klacht niet binnen de daarvoor in de wet opgenomen termijn is ingediend.
In artikel 61, vijfde lid, van de Pbw, is de termijn voor het instellen van beklag geregeld. In beginsel is dat binnen zeven dagen na de dag waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de bestreden beslissing. Daarbij is evenwel ook bepaald dat,
indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest, de gedetineerde ontvankelijk kan worden geacht in zijn beklag. Klager heeft, toen hem duidelijk werd dat zijn goederen niet in de p.i. Vught waren aangekomen,
eerst de nodige inspanningen verricht om die goederen op te (laten) sporen en hij heeft vervolgens, toen zijn inspanningen niet het gewenste resultaat hadden, een klaagschrift ingediend. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat klager in verzuim is
geweest. Het verweer van de directeur slaagt daarom niet.

Naar aanleiding van de behandeling heeft de beroepscommissie nadere inlichtingen gevraagd aan de directeur van de p.i. Vught, waarbij met name is gevraagd of de goederen van klager, waarvan in de door de directeur van de locatie De Berg overgelegde
transportbon sprake is, in de p.i. Vught zijn ontvangen en of de handtekening op de transportbon van een van de medewerkers van de p.i. Vught is. De directeur van de p.i. Vught heeft bij brief van 24 april 2015 geantwoord dat de betreffende tas nimmer
in de p.i. Vught is ontvangen en dat de handtekening op de transportbon niet van een van de medewerkers van de p.i. Vught is.
Gelet daarop kan hetgeen in beroep is aangevoerd – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van
de beklagcommissie zal, met aanvulling van de gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven