Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0596/GA, 24 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 02/596/GA

betreft: [klager] datum: 24 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.D.Kloosterman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 7 februari 2002 van de beklagcommissie bij de locatie lelystad te Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2002 gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Nhass, en de heer [...], unit-directeur bij delocatie Lelystad.

Bij tussenuitspraak van 19 augustus 2002, 02/596/GA, heeft de beroepscommissie de behandeling van de onderhavige zaak, na kennisneming van de standpunten, aangehouden en klager en de directeur opgedragen nadere schriftelijkeinformatie te verschaffen.
Op 20 september 2002 heeft de beroepscommissie kennis genomen van een schrijven van de raadsvrouw van klager. Daarbij is een bewijs van ontvangst van in bewaring gegeven preciosa gevoegd van het huis van bewaring (h.v.b.)Schutterwei te Alkmaar, gedateerd op 11 juli 2001, waaruit blijkt dat van klager in bewaring zijn genomen een armband, een ketting en een ring.
De stukken zijn ter kennisneming naar de directeur gestuurd.
Op 1 oktober 2002 heeft de beroepscommissie kennis genomen van een schrijven van de directeur. Daarbij is een verklaring d.d. 12 september 2002 gevoegd van 5 medewerkers van de locatie Lelystad die bij klagers fouillering enopsluiting in de strafcel aanwezig waren en een verklaring d.d. 22 oktober 2001 van één van voornoemde medewerkers.
De stukken zijn ter kennisneming naar klager en diens raadsvrouw gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van sieraden van klager, in het bijzonder een ketting en een armband, die bij gelegenheid van een fouillering van klager zijn ingenomen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De beoordeling
De beroepscommissie stelt, gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, vast dat bij klager een snelle fouillering heeft plaatsgevonden en dat daarna, bij zijn opsluiting in de strafcel, een uitgebreidefouillering heeft plaatsgevonden waarvan een rapport is opgemaakt dat is overgelegd. Op dit rapport staat als enig sieraad een ring aangegeven. Deze ring heeft klager weer teruggekregen. Van de eerste, snelle fouillering is geenrapport opgemaakt. Dit gebeurt volgens de directeur ook alleen maar indien iets gevonden wordt. Uit de door de directeur overgelegde verklaring van 12 september 2002 blijkt dat, nadat klager uit zijn cel was gehaald, eenveiligheidsfouillering is uitgevoerd om te kijken of hij geen contra-bande wilde meenemen. Hierbij hebben geen bijzonderheden plaatsgevonden.
De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat bij klager bij gelegenheid van een fouillering een ketting en armband zijn afgenomen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 24 oktober 2002

secretaris voorzitter

Naar boven