Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0960/GV, 6 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/960/GV

betreft: [klager] datum: 6 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager en ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens klager,

gericht tegen een op 17 maart 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Gezien klagers goede gedrag in detentie dient hij in aanmerking te komen voor verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft tijdens een eerder verleend regimair verlof van zijn huidige detentie een strafbaar feit gepleegd. Hij is daarvoor in eerste aanleg veroordeeld. Het verzoek tot algemeen verlof is op grond van de artikelen 4b en 4d van de Regeling
tijdelijk
verlaten van de inrichting (de Regeling) afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag . Klager is in september 2014 aangehouden tijdens zijn weekendverlof wegens een handelshoeveelheid softdrugs. Klager is vanuit de zeer
beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Fleddervoort overgeplaatst naar de locatie Esserheem. Klager is voor dit feit veroordeeld tot een straf van veertien dagen. De inrichting heeft geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof nu klager is
gerecidiveerd tijdens detentie. Voorts heeft de inrichting naar voren gebracht dat zij te zijner tijd bij een v.i-verzoek voor uitstel zal vragen in verband met het feit dat klager tijdens zijn detentie een strafbaar feit heeft gepleegd.

Het openbaar ministerie (OM) en de politie hebben geen bezwaar tegen het verlenen van verlof.
De reclassering heeft een rapport uitgebracht over een penitentiair programma (p.p.) voor klager. De invulling bestaat uit het werken bij een pizzeria en klager kan een kamer huren boven de pizzeria.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 3100 dagen met aftrek, wegens overtreding van artikel 10 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 december 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan nog vijf verlofaanvragen indienen. Uit telefonische inlichtingen van 4 mei 2015 van de secretaris van de beroepscommissie bij de selectiefunctionaris is gebleken dat
klagers tweede verlofaanvraag op 29 april 2015 is afgewezen.

Uit de stukken blijkt dat klager tijdens een regimair verlof van zijn huidige detentie een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd. Klager is op 3 september 2014 vanuit de z.b.b.i. Fleddervoort in de locatie Esserheem geplaatst. Op 13 februari 2015 is
klager voor dit feit veroordeeld tot tweemaal zeven dagen principale hechtenis wegens overtreding van de Opiumwet. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks het
positieve advies van de politie en het OM, een afwijzing van klagers verlofaanvraag kunnen rechtvaardigen gelet op het feit dat klager is gerecidiveerd tijdens zijn huidige detentie.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit U. van de Pol, voorzitter, mr. dr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven