Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4303/TB, 4 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4303/TB

betreft: [klager] datum: 4 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.M. Kwakman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 11 november 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.A.M. Kwakman en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de
Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager om overplaatsing naar Trajectum Noord, locatie Hoeve Boschoord afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van de rechtbank Zutphen van 27 december 2005 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 16 januari 2007 geplaatst in FPC De Rooyse Wissel.
Bij brief van 9 oktober 2014 heeft klager verzocht om overplaatsing naar Trajectum Noord, locatie Hoeve Boschoord. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 11 november 2014 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Begin 2014 was klager uitbehandeld in De Rooyse Wissel, mede omdat er weinig uitstroommogelijkheden in de omgeving van De Rooyse Wissel bestaan. Daarom heeft in mei 2014 een intake plaats gevonden in Hoeve Boschoord, waarna de procedure een tijd heeft
stilgelegen omdat geen van beide inrichtingen actie ondernam. Het behandelteam van De Rooyse wissel heeft geadviseerd klager over te plaatsen naar Hoeve Boschoord, maar de directie is hiertoe niet overgegaan. Het vermoeden bestaat dat verpleegden
niet
worden overgeplaatst om financiële redenen. De directie wilde klager alleen uitplaatsen via transmuraal verlof en Hoeve Boschoord wilde klager alleen accepteren via een overplaatsing waarbij klager op een gesloten afdeling zou worden geplaatst.
Behandelinhoudelijk kan De Rooyse Wissel niets meer bieden dan het instellen van klager op libidoremmers. Klagers seksualiteit is door de inrichting niet nader onderzocht. Het uiteindelijke doel is hem te laten uitstromen, nu hij aan zijn
behandelplafond zit, naar een instelling zoals Hoeve Boschoord. Op het terrein van Hoeve Boschoord kan klager resocialiseren.
Klager heeft geen vertrouwen meer in De Rooyse Wissel en er worden onvoldoende stappen gezet om klager te resocialiseren. Klager heeft desgevraagd bevestigd dat hij zich aanvankelijk heeft verzet tegen libidoremmende medicatie.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Na uitgebreid behandelinhoudelijk overleg is besloten klagers behandeling (voorlopig) voort te zetten vanuit De Rooyse Wissel. Klager weigerde in eerste instantie libidoremmende medicatie en daardoor heeft zijn behandeling vertraging opgelopen.
Op 15 januari 2015 heeft De Rooyse Wissel een machtiging onbegeleid verlof aangevraagd opdat klager zou kunnen werken bij het Werkhuis. Op 11 maart 2015 is de machtiging afgegeven en kon klager worden geplaatst op de resocialisatieafdeling Amon, waar
hij eerder heeft verbleven. Klager heeft zich aanvankelijk verzet tegen libidoremmende medicatie maar is daarmee uiteindelijk op 26 maart 2015 gestart. En binnen een week kan hij beginnen bij het Werkhuis. De laatste tijd is klagers opstelling jegens
de
behandeling en de behandelaars veranderd. Er is sprake van een open, constructieve behandelrelatie. Voor de verdere resocialisatie denkt het behandelteam aan een plaatsing bij Plurijn (Groesbeek/Nijmegen) een woonvoorziening voor LVG patiënten.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uit de stukken blijkt dat klager op 10 oktober 2012 op basis van een transmuraal verlofkader geplaatst is in Stevig, een behandelcentrum van Dichterbij. Klager is tweemaal (in juli en september 2013) kortdurend teruggeplaatst in De Rooyse Wissel omdat
het hem niet lukte open te zijn over onder andere zijn seksualiteit en zijn (seksuele) contacten. Klager is op 20 december 2013 teruggeplaatst in De Rooyse Wissel, nadat was gebleken dat klager seksueel contact had met medebewoners. In de ‘evaluatie
transmuraal verlof aanvraag onbegeleid verlof’ van 19 maart 2014 is vermeld dat in een multidisciplinair overleg in februari 2014 is besproken dat een gepast risicomanagement zou worden uitgewerkt voor een onbegeleid verlofkader, dat het de bedoeling
was dat klager zou verblijven op de resocialisatieafdeling binnen de beveiligde ring en dat op langere termijn zou worden uitgezocht of hormonale libidoremmende medicatie ondersteuning zou kunnen bieden in het risicomanagement bij een nieuw transmuraal
verlofkader. Eind april 2014 is door De Rooyse Wissel contact opgenomen met Hoeve Boschoord over een eventuele opname aldaar. Hoeve Boschoord heeft te kennen gegeven dat klager pas overgeplaatst zou kunnen worden als klager op de gesloten afdeling zou
worden opgenomen en dat hij tevens ingesteld zou moeten worden op hormonale libidoremming. Door De Rooyse Wissel is vervolgens overwogen klager over te plaatsen naar Hoeve Boschoord voor een tweede behandelpoging. Op 6 mei 2014 heeft de
Staatssecretaris
het verzoek van 19 maart 2014 tot het verlenen van een machtiging voor onbegeleid verlof afgewezen. Klager is toen teruggeplaatst naar een reguliere behandelafdeling.
In oktober 2014 heeft De Rooyse Wissel besloten klagers behandeling (voorlopig) voort te zetten vanuit De Rooyse Wissel. De inrichting achtte libidoremmende medicatie ten behoeve van verantwoorde resocialisatie aangewezen. Gezien klagers lichamelijke
conditie vergde zijn instelling op libidoremmende medicatie nader onderzoek, omdat deze medicatie kon interveniëren met de medicatie voor klagers HIV-infectie. Voorts diende met klager overeenstemming te worden bereikt over de libidoremmende medicatie.
Een overplaatsing zou dit traject doorkruisen.

Op grond van het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat het recent ingezette traject van (verdere behandeling met behulp van) libidoremmende medicatie niet doorkruist moet worden door een overplaatsing, al dan niet naar Hoeve Boschoord. De
enkele omstandigheid dat Hoeve Boschoord over meer uitstroommogelijkheden beschikt dan De Rooyse Wissel kan niet tot een ander oordeel leiden. Het feit dat het enige tijd heeft geduurd voordat duidelijk werd dat de inrichting klagers overplaatsing naar
Hoeve Boschoord niet zou doorzetten en dat aan klager aanvankelijk te kennen was gegeven dat het behandelteam juist wel aanstuurde op die overplaatsing, valt te betreuren, maar kan evenmin afdoen aan voormeld oordeel. De beroepscommissie merkt daarbij
nog op dat zij beslissingen van de Staatssecretaris als de onderhavige niet ten volle kan toetsen en dat een eventuele vernietiging van die beslissing niet zonder meer leidt tot de door klager gewenste beslissing.

Het voorgaande brengt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 4 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven