Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4642/GA, 30 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4642/GA

betreft: [klager] datum: 30 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer,

gericht tegen een uitspraak van 8 december 2014 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 april 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is gehoord de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zoetermeer,
[...].
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, met toepassing van cameratoezicht gedurende de eerste drie dagen, vanwege de invoer van contrabande tijdens het bezoekmoment.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Door het personeel dat aanwezig was in de bezoekzaal is waargenomen dat klager contrabande heeft ingevoerd. Na het bezoekmoment hebben drie
personeelsleden alsmede de plaatsvervangend vestigingsdirecteur (die ter zitting aanwezig was) de camerabeelden bekeken en daarop was duidelijk te zien dat klager contrabande in zijn mond had. Voor de directeur is meer dan aannemelijk dat klager
contrabande heeft ingevoerd. Klager is op goede gronden een disciplinaire straf opgelegd. Na overleg met de arts is besloten klager, voor zijn eigen veiligheid, onder cameratoezicht te plaatsen. Desgevraagd heeft de directeur meegedeeld dat de
camerabeelden waarop te zien is dat klager contrabande heeft ingevoerd na een paar dagen zijn overschreven en dus niet meer kunnen worden getoond.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het rapport komt naar voren dat tijdens het bezoekmoment op 22 oktober 2014 verscherpt toezicht is gehouden op klager, omdat het vermoeden bestond dat klager contrabande invoerde via zijn bezoek. Het toezichthoudend personeel heeft tijdens dit
bezoekmoment waargenomen, zo blijkt uit het rapport, dat klagers bezoekster iets in haar mond had, dat zij enkele verdachte bewegingen maakte met haar mond en dat zij daarna klager een zoen op de mond gaf waarbij zij vanuit haar mond iets overgaf aan
klager. Na het bezoekmoment hebben, zo blijkt uit het rapport, het afdelingshoofd, de teamleider beveiliging en een toezichthoudend personeelslid de camerabeelden die tijdens het bezoek zijn gemaakt teruggekeken. Ter zitting heeft de plaatsvervangend
vestigingsdirecteur verklaard dat ook hij de camerabeelden heeft gezien. In het rapport staat: “Op de beelden is overduidelijk te zien dat [klager] iets wits rechts in zijn mond had zitten nadat hij gezoend was.”. Deze waarneming is ter zitting door de
directeur bevestigd.

Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden, en in aanmerking genomen dat klager geen verklaring heeft gegeven voor het op de camerabeelden waargenomen witte voorwerp in zijn mond, acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager
tijdens
het bezoekmoment contrabande heeft ingevoerd. Gelet hierop heeft de directeur in redelijkheid klager de bestreden disciplinaire straf kunnen opleggen. De beslissing om klager, voor zijn eigen veiligheid, gedurende de eerste drie dagen van de straf
onder
cameratoezicht te plaatsen – welke beslissing tot stand is gekomen nadat advies was ingewonnen bij de medische dienst – kan gelet op het bovenstaande evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Gezien het vorenstaande zal het beroep van de
directeur gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en het beklag alsnog ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede beveelt de beroepscommissie de directeur aan camerabeelden, die (mede) ten grondslag hebben gelegen aan een beslissing tot strafoplegging, te bewaren zodat deze (desgevraagd) aan de beklag- en/of beroepscommissie kunnen worden getoond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Plaisier, MSc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 30 april 2015

secretaris voorzitter

Naar boven