Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4690/GA, 30 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4690/GA

betreft: [klager] datum: 30 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 december 2014 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC, [...], en [...], juridisch
medewerker bij het PPC.

De beroepscommissie heeft op die zitting besloten de behandeling van het beroep voort te zetten op 9 april 2015 in de locatie De Schie te Rotterdam teneinde de directeur van de locatie De Schie alsmede de psychiater van de locatie De Schie, [...], te
horen.

Voorafgaande aan de zitting van 9 april 2015 heeft de directeur zorg en behandeling van het PPC schriftelijk nadere inlichtingen verstrekt aan de beroepscommissie.

[...], psychiater, heeft voorafgaande aan de zitting laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 april 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Serrarens, de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie, [...], en de
plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Amsterdam, [...].
Als toehoorder waren aanwezig [...], werkzaam bij het secretariaat van de Raad, en, namens het kenniscentrum Commissie van Toezicht, [...] en [...].

Na de zitting is [...] verzocht te reageren op één van de standpunten van klager. Op 17 april 2015 heeft [...] gereageerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de toepassing van het boeienregime ten aanzien van klager van 8 september 2014 tot 22 september 2014 en van 22 september 2014 tot 7 oktober 2014, en
b. de omstandigheid dat klager niet heeft mogen deelnemen aan de arbeid.

De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. en b. gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, en heeft aan klager voor wat betreft het gegrond verklaarde beklag onder a. een tegemoetkoming toegekend van €
20,=.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep ziet in de kern op de toepassing van het boeienregime. Het boeienregime wordt sinds augustus 2011 onafgebroken toegepast. Dit is nu
bijna vier jaar lang en de vraag is of dit proportioneel is. Het beklag hiertegen is formeel gegrond verklaard, maar voor klager is van belang dat het ook materieel gegrond wordt verklaard. Klagers verblijf in het PPC Amsterdam was alles behalve een
succes. In de locatie De Schie had klager meer vrijheden dan in het PPC Amsterdam. Bovendien werden in het PPC, in tegenstelling tot in de locatie De Schie, koppelboeien gebruikt; dit doet pijn. Voorafgaande aan de overplaatsing van klager naar het
PPC
heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig de psychiater van het PPC Amsterdam (W.) en de psychiater van de locatie de Schie (S.). Tijdens dat gesprek is gezegd dat klager in het PPC dezelfde vrijheden zou krijgen als in de
locatie De Schie. Dit bleek niet waar te zijn. Ook heeft de psychiater van de locatie De Schie (S.) tijdens dat gesprek toegezegd dat als klager mee zou werken aan overplaatsing naar het PPC en aan diagnostiek, het boeienregime zou worden
afgebouwd/beëindigd.
Klager heeft de eerste zes weken in het PPC meegewerkt aan diagnostiek, maar toen duidelijk werd dat het boeienregime niet zou worden afgebouwd, is klager gestopt met het meewerken. Daarnaast heeft klager op vrijwillige basis medicatie ingenomen, maar
toen bleek dat het boeienregime niet zou worden afgebouwd is klager ook daarmee gestopt. De medicatie had bovendien geen effect had. Medicatie-inname was overigens geen voorwaarde voor het afbouwen van het boeienregime. Het is uiteindelijk de
begeleidingscommissie geweest die de afbouw van het boeienregime heeft tegengehouden. Dit terwijl de psychiater van de locatie De Schie (S.) een stappenplan had opgesteld voor het afbouwen van het boeienregime. Het incident van 29 september 2014 is een
‘broodje-aap verhaal’.
Klager verblijft sinds 2 januari 2015 weer in de locatie De Schie en daar gaat het beter. Klager is bereid mee te werken aan een stappenplan voor afbouw van het boeienregime. Na zijn detentie, zal klager tbs ondergaan. Van belang is dat klager
duidelijkheid wordt verschaft zodat hij weet waar hij aan toe is.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Amsterdam en de directeur zorg en behandeling van het PPC Amsterdam hebben in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens het kennismakingsgesprek,
waarbij
de psychiaters van het PPC Amsterdam en de locatie De Schie aanwezig waren, is tegen klager gezegd dat hij wordt opgenomen in het PPC voor aanvullende diagnostiek, dat de mogelijkheid wordt bezien of het PPC Amsterdam mee kan gaan draaien in de
‘landelijke carrousel regeling’ en dat er vanuit wordt gegaan dat klager in het PPC Amsterdam niet uit het boeienregime komt. Anders dan klager beweert, is er dus geen toezegging gedaan dat het boeienregime in het PPC Amsterdam zou worden afgebouwd. Er
was noodzaak om het boeienregime in het PPC Amsterdam voort te zetten. De directeur heeft zich hierover laten informeren door de gedragsdeskundigen, de begeleidingscommissie en de juridisch medewerkster. Vervolgens heeft de directeur een eigen afweging
gemaakt over het voortzetten van het boeienregime. Voordat eventueel had kunnen worden gestart met de afbouw van het boeienregime, diende klager mee te werken aan diagnostiek en het opstellen van een begeleidingsplan. Echter, na een aantal weken heeft
klager alle medewerking geweigerd. Er is geen stappenplan van de psychiater van de locatie De Schie. Wel vindt er regelmatig overleg plaats over klager, waarbij wordt gesproken over de mogelijkheden om het boeienregime af te bouwen.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie heeft het volgende naar voren gebracht. Het standpunt zoals ingenomen door de directeur van het PPC Amsterdam is correct. De psychiater van de locatie De Schie heeft niet de toezegging
gedaan dat het boeienregime in het PPC Amsterdam wordt afgebouwd. Klager is naar het PPC geplaatst om te onderzoeken of er behandeling mogelijk was. Daarnaast is bezien of het PPC Amsterdam mee kan gaan draaien in de ‘carrousel’, te meer nu plaatsing
van klager in de p.i. Vught, gelet op hetgeen daar is gebeurd, geen wenselijke situatie is. Met klager is afgesproken dat hij vier maanden in het PPC zou verblijven. Klagers verblijf aldaar is niet op een succes uitgelopen. Inmiddels verblijft klager
weer in de locatie De Schie. Het gaat steeds beter met klager. Al enige tijd wordt gesproken over het opstellen van een stappenplan. In dit kader is regelmatig gesproken met de psychiater (S.). Het is niet realistisch om het boeienregime in één keer op
te heffen; dit dient gestaag en ‘stapje voor stapje’ te gebeuren. Thans wordt bezien of het mogelijk is om begin juli 2015 een eerste stap te zetten: bijvoorbeeld ongeboeid van de cel naar de douche. Klagers detentie eindigt in september 2018 en dan
zal
hij in de tbs worden geplaatst. Het doel is om de ‘tbs-datum’ naar voren te halen, zodat klager eerder in een tbs-inrichting kan worden geplaatst. Het boeienregime moet daarvoor wel zijn beëindigd. Wil het boeienregime kunnen worden afgebouwd, dan
dient
klager te laten zien dat hij zich rustig en normaal kan gedragen.

De psychiater van de locatie de Schie (S.) heeft op 17 april 2015 laten weten dat hij tijdens of voorafgaande het kennismakingsgesprek niet de toezegging heeft gedaan dat het boeienregime in het PPC Amsterdam zou worden afgebouwd/beëindigd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beklagcommissie heeft het beklag onder a. alleen gegrond verklaard op de grond dat de directeur heeft nagelaten te voldoen aan de wettelijke hoorplicht.
Hoewel de beklagcommissie zich in het dictum verder niet heeft uitgelaten over de inhoudelijke kant van het beklag, heeft de beklagcommissie in de beoordeling wel overwogen dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen ten aanzien van klager
het boeienregime toe te passen. De beroepscommissie gaat er van uit dat klagers beroep zich tegen deze inhoudelijke beoordeling richt.

Vast staat dat tijdens het kennismakingsgesprek is gesproken over het boeienregime van klager en niet uit te sluiten is dat tijdens dat gesprek ook is gesproken over de mogelijkheden tot afbouw van het boeienregime. Echter, gelet op de inlichtingen van
de directeuren van het PPC Amsterdam en de locatie De Schie alsmede de inlichtingen van de psychiater van de locatie De Schie (S.) acht de beroepscommissie klagers stelling dat hem tijdens het kennismakingsgesprek de toezegging is gedaan dat het
boeienregime in het PPC Amsterdam zou worden afgebouwd/beëindigd niet aannemelijk geworden. Nu geen toezegging is gedaan, heeft klager er in redelijkheid niet vanuit kunnen gaan dat het boeienregime in het PPC Amsterdam zou worden afgebouwd.

De beroepscommissie is er ambtshalve mee bekend dat klager zich in het verleden zeer agressief heeft gedragen tegenover inrichtingspersoneel en dat klager voor die gedraging opnieuw een gevangenisstraf (en tbs) is opgelegd. Sinds dat moment – dat was
ten tijde van de bestreden beslissingen iets meer dan drie jaar – verblijft klager in het boeienregime, omdat als klager niet geboeid is de veiligheid van het personeel niet kan worden gegarandeerd. Op 8 september 2014 is klager overgeplaatst vanuit de
locatie De Schie naar het PPC Amsterdam. Op 2 september 2014 heeft de – speciaal voor klagers situatie in het leven geroepen – begeleidingscommissie, waarin meerdere psychiaters die bekend zijn met klager plaats nemen, geadviseerd het boeienregime te
continueren. Uit de beschikkingen van de bestreden beslissing blijkt voorts dat de psychiater van het PPC Amsterdam eveneens heeft geadviseerd het boeienregime voort te zetten.

Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen dat klager ten tijde van de bestreden beslissing(en) pas korte tijd in het PPC Amsterdam verbleef, zodat van hem nog een onvoldoende beeld was gevormd, acht de beroepscommissie de beslissing van de
directeur om, met het oog op het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting, ten aanzien van klager het boeienregime toe te passen niet onredelijk of onbillijk. Voorts acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur
om het boeienregime ook na een aantal weken nog voort te laten duren niet onredelijk of onbillijk, nu is gebleken dat klager op 29 september 2014 bij het ‘ontboeien’ opnieuw fysiek geweld heeft gebruikt jegens personeelsleden. Gelet op het vorenstaande
zal het beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

Niets afdoende aan het vorenstaande overweegt de beroepscommissie het volgende. Inmiddels wordt klager ruim drie en een half jaar onderworpen aan het boeienregime. Van belang is dat wordt toegewerkt naar een stappenplan dat erop is gericht het
boeienregime af te bouwen en uiteindelijk helemaal te beëindigen. Het verdient aanbeveling dat dit stappenplan schriftelijk wordt vastgelegd en regelmatig met klager wordt besproken. Zijn raadsvrouw heeft aangegeven beschikbaar te zijn voor
consultatie.
Daarnaast is het van belang dat duidelijk tegenover klager wordt uitgesproken wat van hem wordt verwacht.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Het beklag is gegrond verklaard en het beroep is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie klager geen tegemoetkoming toe te kennen. De
beroepscommissie
kan zich verenigen met de beslissing van de beklagrechter geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, voor zover daartegen beroep is ingesteld, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a, voor zover betrekking hebbende op de inhoudelijke ongegrondverklaring, ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld,
met
aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld. Dit geldt ook voor de beslissing omtrent het niet toekennen
van
een tegemoetkoming nu klager een loonvervangende uitkering heeft ontvangen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 30 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven