Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4789/TA, 13 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4789/TA

betreft: [klager] datum: 13 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 december 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij het (inmiddels gesloten) FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord, bijgestaan door raadsvrouw mr. R.W. van Zanden kantoorgenoot van klagers raadsman.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten in verband met de sluiting van FPC Oldenkotte in januari 2015 niet in staat te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van 17 april 2014 tot intrekking van klagers transmuraal verlof.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kan zich voorstellen dat hij in afwachting van nader onderzoek - in verband met de beschuldiging dat hij tijdens zijn verlof de partner van zijn moeder geld afhandig had gemaakt en daarmee een auto had gekocht, waarna hij door kennissen van zijn
zus, kampbewoners, zou zijn bedreigd - naar de inrichting diende terug te keren. Uit dit onderzoek is echter niet gebleken dat kon worden vastgesteld dat klager iemand geld afhandig had gemaakt. Wat resteerde waren de “bedreigingen” aan klagers adres.
Bij brief van 22 december 2014 aan de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland heeft klager aangifte gedaan tegen zijn zus en de zogenaamde kampbewoners ter zake van laster, medeplichtigheid aan dan wel uitlokking en/of
medeplegen van bedreiging.
Klager was helemaal van slag toen hij uit zijn woning in Doetinchem weg moest. Ook is klager de meubels van zijn moeder kwijt, want hij had geen geld om de meubels te laten opslaan. Klager heeft zelf niets gemerkt van de bedreigingen. Het was een
normale familie situatie, zodat er geen reden is klager niet te laten terugkeren naar zijn woning in Doetinchem.
Volgens de inrichting was in Doetinchem sprake van een onveilige woonsituatie maar deze situatie is niet door klager veroorzaakt. Klager acht het onredelijk dat hij door leugens van zijn zus en beweerdelijke dreigementen vanuit een woonwagenkamp
teruggeplaatst werd in de inrichting. Klager had net een woning opgeknapt en moest die woning weer verlaten. Klager heeft ongeveer € 5.000,= uitgegeven om de woning in te richten. Klager is niet gecompenseerd en de aangeboden € 100,= dekt volstrekt
niet
de door klager gemaakte kosten.
Klager woont nu in Dordrecht en binnenkort krijgt hij een eigen flat in Rotterdam.
Het beroep dient gegrond te worden verklaard en klager dient gecompenseerd te worden.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op 17 april 2014 heeft het hoofd van de inrichting klagers transmuraal verlof ingetrokken op de grond dat klager met geld van de partner van zijn moeder, zonder overleg met de inrichting, een auto had gekocht en hij derhalve ten opzichte van het
behandelteam niet transparant is geweest. Voorts heeft de wijkagent de inrichting geïnformeerd dat, kennelijk naar aanleiding van klagers gedrag, jegens hem dreigementen zijn geuit vanuit een woonwagenkamp. De inrichting heeft besloten klager terug te
plaatsen in de inrichting. Vanwege de onveilige woonsituatie van klager heeft de inrichting vervolgens besloten klager niet meer te laten wonen in Doetinchem. Aangezien klagers steunende netwerk, zijn ex-vrouw en kinderen, woonachtig was in Dordrecht,
is advies gevraagd aan FPC De Kijvelanden en is klager op 1 augustus 2014 overgeplaatst naar RIBW De Blink te Rotterdam.
De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat de inrichting heeft kunnen beslissen klager terug te plaatsen in de inrichting. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - ook overigens niet tot een andere
beslissing leiden dan die van de beklagrechter, zodat het verzoek om vergoeding van voor klagers huis in Doetinchem gemaakte kosten buiten beschouwing moet blijven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 13 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven