Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0995/GB, 18 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:18-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/995/GB

Betreft: [klager] datum: 18 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W.A. Offermanns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 maart 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 25 oktober 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere. Inmiddels is klager op 15 april 2015 alsnog geselecteerd voor deelname aan een p.p., dat op 21 april 2015 een aanvang heeft
genomen.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kwam voor de invoering van het DBT systeem al in aanmerking voor deelname aan een p.p. en derhalve is overgangsrecht van toepassing. Door dit overgangsrecht niet toe te passen en
klager niet deel te laten nemen aan een p.p., zijn klagers resocialisatierechten geschonden. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft klager daarin ook gelijk gegeven, op grond van het verplicht stellen van de zelfincriminerende cursus Kiezen Voor
Verandering (KVV) voordat hij kon promoveren. Klager ontkent het delict en neemt niet deel aan de cursus KVV. Klager heeft elf maanden in voorarrest gezeten. Op 26 september 2013 is zijn voorlopige hechtenis geschorst. Na de veroordeling op 31 maart
2014 is hij sinds 2 juni 2014 wederom gedetineerd. In klagers detentietraject is als ingangsdatum voor detentiefasering 7 januari 2014 opgenomen. Daarbij was hij aangemerkt als een modelgedetineerde en kwam hij voor een p.p. in aanmerking. Toen hij
weer
in detentie zat, had hij dus in aanmerking moeten komen voor een p.p. Door fouten van de inrichting zijn de eerdere verzoeken van klager nooit behandeld en is het positieve selectieadvies pas op 18 maart 2015 ingediend.
Klager verzoekt om tegemoetkomingen voor tien maanden ten onrechte geen deelname aan een p.p., alsmede verblijf in een verkeerde inrichting en vijf maanden ten onrechte geen elektronisch toezicht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De opgelegde vrijheidsstraf van 70 dagen voldoet niet aan het criterium van minimaal 180 dagen vrijheidsstraf om in een p.p. geplaatst te worden. Bovendien
verblijft klager in een basisprogramma, waardoor het niet mogelijk is om te faseren. De directeur van de inrichting heeft bevestigd dat voor wat betreft het verzoek van klager om eerder in aanmerking te komen voor detentiefasering iets mis is gegaan.
Klager heeft niet altijd de juiste route gevolgd. Er is een positief advies van de reclassering deelname penitentiair programma voorhanden. Klagers verzoek is op 15 april 2015 alsnog toegewezen en daarbij heeft de selectiefunctionaris de
onduidelijkheid
van het al dan niet ontvangen van interne verzoeken mee laten wegen. Overigens is het niet deelnemen aan de cursus KVV grond om niet in aanmerking te komen voor detentiefasering.

4. De beoordeling
4.1. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken en het verzoek onvoldoende is onderbouwd. De
beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. Klager onderging sedert 25 oktober 2012 voorlopige hechtenis. Van 26 september 2013 tot 2 juni 2014 is deze voorlopige hechtenis geschorst. Klager is op 31 maart 2014 in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. In hoger
beroep heeft het gerechtshof te Leeuwarden op 20 maart 2015 de voorlopige hechtenis wederom geschorst. Inmiddels ondergaat klager sinds 20 maart 2015 een gevangenisstraf van 70 dagen in het kader van een eerdere veroordeling op 11 maart 2013 in een
andere strafzaak.

4.3. Nu klager inmiddels op 15 april 2015 alsnog is geselecteerd voor deelname aan een penitentiair programma, is het belang aan zijn beroep komen te ontvallen. In beginsel zou dit aanleiding zijn om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn
beroep. Nu in beroep evenwel uitdrukkelijk is verzocht om aan klager een redelijke tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.4. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.5. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Uit het selectieadvies van 24 maart 2015 blijkt dat
klager al op 27 juli 2014 schriftelijk heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor deelname aan een p.p., op welk verzoek vanwege onbekende redenen geen actie is ondernomen. Verder blijkt uit voornoemd selectieadvies dat klager in de periode na
het schriftelijk verzoek verschillende mondelinge en interne verzoeken heeft gedaan, maar niet altijd de juiste weg zou hebben bewandeld. Ook is vermeld dat klager regelmatig heeft gecorrespondeerd met het Bureau Selectiefunctionarissen. Dit laatste is
niet weersproken door de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris had deze uit voornoemd selectieadvies blijkende omstandigheden bij zijn beslissing moeten betrekken. Dat betekent dat zijn stelling dat klager ten tijde van de bestreden beslissing
nog maar een vrijheidsstraf van 70 dagen te ondergaan had, derhalve een vrijheidsstraf die niet voldoet aan het criterium van minimaal 180 dagen, gelet op het eerdere verzoek van klager en zijn voorgaande detentietraject geen stand kan houden. Hierbij
is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris bij het nemen van zijn beslissing over de juiste informatie dient te beschikken. Het kan klager niet worden tegengeworpen dat er iets mis is gegaan met zijn eerdere verzoeken tot deelname aan een
p.p.
Voorts wordt er in voornoemd selectieadvies positief geadviseerd met betrekking tot deelname aan een p.p. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De beroepscommissie zal hiermee volstaan en de selectiefunctionaris niet opdragen een
nieuwe beslissing te nemen nu klager inmiddels deelneemt aan een p.p. De beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming toekennen van € 75,00 per maand sinds de bestreden beslissing dat hij niet heeft deelgenomen aan een p.p.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 75,00.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 18 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven