Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4778/GA, 18 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:18-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4778/GA

betreft: [klager] datum: 18 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 november 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almere en [...], hoofd algemene zaken bij de p.i. Almere.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het bezit van contrabande.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het bad heeft een fout gemaakt. Klager werd overgeplaatst naar de p.i. Almere en zijn spullen werden nagestuurd. De doos met toiletartikelen, met daarin de
pot creatine, werd middels een scanner gecontroleerd en vervolgens meegegeven door het bad. Klager heeft de pot creatine ongeveer vijf maanden op zijn cel gehad. De coaxkabel heeft klager van het personeel gekregen voor een betere ontvangst van zijn
radio.
Daarnaast voert klager aan dat de beklagrechter die het beklag heeft behandeld tevens maandcommissaris is, waardoor de onpartijdigheid in het geding is. Verder komen de naam en handtekening in de schriftelijke mededeling niet overeen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het kader van de handhaving van de orde en veiligheid is het in bezit hebben van creatine niet toegestaan. Voorts is bij klager een kapotte
coaxkabel aangetroffen. Het belangrijkste aspect is echter niet dat de kabel kapot was, maar dat klager twee coaxkabels in bezit had, terwijl er maar één was toegestaan.

3. De beoordeling
Voor zover door klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Ten aanzien van de creatine overweegt de beroepscommissie het volgende. Door klager is aangevoerd dat hij de pot creatine door een fout van het bad heeft meegekregen, hetgeen de beroepscommissie niet onaannemelijk acht. Voorts is aangevoerd - en niet
weersproken - dat klager de creatine ongeveer vijf maanden op zijn cel heeft gehad, voordat deze bij een spitactie op 20 mei 2014 is aangetroffen. De beslissing van de directeur om klager daarvoor disciplinair te straffen is naar het oordeel van de
beroepscommissie onredelijk en onbillijk, nu volstaan had kunnen worden met het innemen van de pot creatine en eventueel een waarschuwing.

Ten aanzien van de coaxkabel overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit alle onderliggende stukken - waaronder de schriftelijke mededeling - maakt de beroepscommissie op dat de beklagprocedure is gericht tegen het bezit van een kapotte coaxkabel.
In beroep is door de directeur aangevoerd dat het niet van belang is of de kabel kapot was, maar dat klager twee coaxkabels in bezit had terwijl er maar één was toegestaan. Dit aspect wordt pas voor het eerst in een zodanig vergevorderd stadium van de
procedure aangevoerd, dat de beroepscommissie hieraan voorbij gaat. Nu de directeur in beroep heeft aangevoerd dat het kapot zijn van de kabel niet van belang is, acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur om klager daarvoor disciplinair
te
straffen onredelijk en onbillijk.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 18 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven