Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4538/GA, 18 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:18-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4538/GA

betreft: [klager] datum: 18 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wever, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 november 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. E.A. Blok en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Esserheem.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing tot overplaatsing van klager naar de p.i. Almere;
b. de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen;
c. de terugplaatsing naar het basisprogramma.

De beklagcommissie heeft klager ten aanzien van onderdeel a. niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag en heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen b. en c. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij is ten onrechte overgeplaatst naar een andere inrichting. Klager ontkent alles waarvan hij wordt verdacht. De geldstromen kunnen verantwoord
worden.
Het opleggen van een ordemaatregel was niet nodig. Voorts is klager ten onrechte teruggeplaatst naar het basisprogramma. Voor de vermeende bedreigingen is aan klager nooit een maatregel opgelegd. Aanleiding voor de terugplaatsing zijn onbetrouwbare
verklaringen en suggestieve dagrapporten. In die periode ging het heel goed met klager.
Hij was reiniger en bezig met fasering. Door de geruchten heeft hij minimaal een half jaar vertraging opgelopen. Het verzoek om getuigen te horen is tot nu toe nog niet gehonoreerd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er liep een onderzoek naar klager wegens bedreigingen, drugshandel en intimidaties. Hij kreeg veel geld toegestuurd van buitenaf. Verschillende
gedetineerden hebben verklaringen afgelegd. Aan klager is een ordemaatregel opgelegd, omdat er sterke aanwijzingen waren dat hij een situatie zou veroorzaken die beheersmatig zeer risicovol zou zijn. Klager is teruggeplaatst naar het basisprogramma
vanwege zijn gedrag, onder meer bestaande uit bedreigingen en afpersing van andere gedetineerden.

3. De beoordeling
Voor zover de raadsvrouw bedoeld heeft een verzoek te doen om getuigen te horen, acht de beroepscommissie zich op basis van het verhandelde ter zitting en de stukken voldoende ingelicht en wijst het verzoek af.

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag ten aanzien van onderdeel a. heeft beslist. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Naar aanleiding van een onderzoek naar klager wegens intimidatie, bedreigingen en drugshandel zou klager worden overgeplaatst. Twee dagen voor zijn overplaatsing raakte klager onbedoeld op de hoogte van het feit dat hij zou worden overgeplaatst. Aan
klager is, in afwachting van overplaatsing, een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel opgelegd, omdat aannemelijk is gemaakt dat er sterke aanwijzingen waren dat klager een situatie zou veroorzaken die beheersmatig zeer
risicovol zou zijn. Hierdoor kon de orde en veiligheid van de inrichting en de veiligheid van klager zelf niet gegarandeerd worden. Op grond van bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen om
klager in afwachting van overplaatsing een ordemaatregel op te leggen. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag
verzaakt. In de bijlagen bij de Regeling zijn voorbeelden gegeven van gedrag dat als goed gedrag (groen gedrag), dit kan beter-gedrag (oranje gedrag) en ongewenst gedrag (rood gedrag) wordt aangemerkt. Volgens de nota van toelichting bij de Regeling
leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie.

Reeds eerder heeft de beroepscommissie beslist dat de directeur bij de beslissing tot degradatie een eigen afweging dient te maken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 november 2014, nr. 14/1918/GA). Uit die afweging dient duidelijk te blijken waarom
het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT (‘Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat’) dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient
te leiden tot degradatie. Immers, niet elk ongewenst gedrag houdt in dat een gedetineerde niet meewerkt aan zijn re-integratie. Om te voorkomen dat een gedetineerde op één incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de directeur naast de feiten en
omstandigheden van het ongewenste gedrag, mee te wegen het structurele gedrag van de gedetineerde, waarin alle onderdelen van goed gedrag worden meegenomen.

Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat er een onderzoek liep naar klager wegens bedreigingen, drugshandel en intimidaties. Naar aanleiding hiervan is klager overgeplaatst naar een andere inrichting. Dit gedrag is tevens
aanleiding
geweest om klager terug te plaatsen naar het basisprogramma. In het besluit tot terugplaatsing naar het basisprogramma van 2 juni 2014 verwijst de directeur slechts naar de opgelegde ordemaatregel van 2 juni 2014, klagers mentor en het
beoordelingsformulier dat onderdeel uitmaakt van klagers detentie- en re-integratieplan. Ter zitting van de beklagcommissie heeft de directeur echter nadere stukken ter onderbouwing overgelegd, waaronder verklaringen van gedetineerden die bedreigd zijn
door klager en een overzicht van klagers rekening-courant. Naar het oordeel van de beroepscommissie, mede gebaseerd op de ter zitting van de beklagcommissie overgelegde nadere stukken, is geen sprake van een incidentele gedraging, maar van structureel
-
ernstig - gedrag, wat tevens kan worden aangemerkt als ‘rood gedrag’ op basis van het DBT-regime. De beroepscommissie oordeelt dat de beslissing tot degradatie hiermee voldoende onderbouwd is. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond
verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdelen a. b. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met voor wat betreft onderdeel b. wijziging van gronden en met voor wat betreft onderdeel c. aanvulling van
gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 18 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven