Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4536/TA, 29 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 14/4536/TA

betreft: [klager] datum: 29 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 november 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a) de hoge frequentie van urinecontroles (HK2014/183), en
b) het liegen door de inrichting tijdens beklagzittingen (HK2014/184).

De beklagrechter heeft het beklag onder a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder b op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a: Een redelijke frequentie is slechts afhankelijk van zijn persoonlijke omstandigheden. In zijn geval is eerder sprake van disproportionaliteit omdat hij geen enkel drugsprobleem heeft en geen sprake is geweest van een drugsgerelateerd delict. In 2002
is zijn delictscenario al afgerond, waarna binnen drie maanden zonder problemen een verloftraject van begeleid verlof naar woonverlof heeft plaatsgevonden. Hij is onderzocht door een psychiater en die heeft geen enkele stoornis bij hem kunnen vinden en
was verbaasd over een hoge score op cannabis omdat klager dan knetter stoned had moeten zijn en de psychiater daar niets van gemerkt had. Klager is in 2005 ten onrechte weer in de kliniek teruggeplaatst en moest worden teruggebracht in de situatie van
daarvoor. De inrichting stelt zich ziekelijk op door te stellen dat weer een delictscenario moet worden opgesteld. De kliniek maakt verder zonder onderbouwing allerlei racistische aannames over zijn voorgeschiedenis op basis waarvan wordt gesteld dat
hij een stoornis zou hebben en behandeld moet worden. De inrichting doet haar uiterste best om te vermijden dat derden aangeven wat zijn werkelijke voorgeschiedenis is. De inrichting heeft niets gedaan met door klager via advocaten en recherchebureaus
aangeleverde informatie van derden.
b: Als de inrichting liegt om de beklagrechter te beïnvloeden is sprake van laster en schending van onder meer het recht op fair trial.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Niet of nauwelijks is vast te stellen welke voor rol gedragsbeïnvloedende middelen bij klager spelen, nu hij ervoor kiest niet mee
te werken aan zijn behandeling en de delictscenarioprocedure, en hij evenmin openheid geeft over zijn netwerk en financiën. Over zijn voorgeschiedenis en eventuele verslavingsproblematiek bestaat daarom onduidelijkheid. In vorige klinieken heeft klager
drugs gebruikt, mogelijk ook in deze inrichting. Met het oog op de orde en veiligheid in de inrichting is het daarom noodzakelijk dat klager met regelmaat op het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen wordt gecontroleerd. De frequentie van de
urinecontroles is verlaagd. Bij een volgende evaluatie wordt bekeken of de frequentie verder kan worden verlaagd.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Met betrekking tot het beklag onder a is daarbij in aanmerking genomen dat de beroepscommissie bij
uitspraak
14/3500/TA van 18 december 2014 het beroep tegen een eerdere klacht van klager over de hoge frequentie van urinecontroles ongegrond heeft verklaard; dat de frequentie van de bij klager af te nemen urinecontroles inmiddels is verlaagd en - zo begrijpt
de
beroepscommissie de inrichting - mogelijk, bij voortdurend negatieve scores, verder zal worden verlaagd.
Het beklag onder b is voorwaardelijk gedaan en kan daarom niet worden behandeld.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven