Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0120/GA, 23 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/120/GA

betreft: [klager] datum: 23 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 december 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Rotterdam, locatie De Schie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Schie gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt, omdat hij inmiddels is overgeplaatst naar de F.P.K. te Assen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens het uiten van dreigementen en het aannemen van een dreigende houding.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij vindt een straf van vijf dagen disproportioneel omdat hij zich weliswaar boos over een piw-er heeft geuit, wat door de intercom hoorbaar bleek te
zijn, maar dat hij daar verder geen enkel gevolg aan heeft gegeven en hij aan zijn plaatsing op de strafcel heeft meegewerkt. Er zouden camerabeelden zijn waarop gezien is dat klager tegen een medegedetineerde sprak. Deze blijken nu ineens niet meer
beschikbaar.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat hij zich enkel via de intercom zou hebben uitgelaten. De straf is echter opgelegd vanwege zijn gedrag en uitlatingen jegens een p.i.w.-er ter plaatse; niet vanwege de uitlatingen die hoorbaar waren via de intercom. Uit de stukken
blijkt dat klager uitlatingen heeft gedaan, welke via de intercom hoorbaar waren.
Daarop is het personeel naar klager gegaan en heeft hij onder meer tegen een p.i.w.-er gezegd: ‘jou pak ik en het is jouw schuld’ en daarbij een dreigende houding aangenomen. Er is geen sprake van fysiek contact geweest, anders zou de opgelegde straf
hoger zijn geweest.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat de straf is opgelegd vanwege klagers verbale agressie en intimiderende houding ten overstaan van en jegens het personeel ter plaatse, en niet vanwege zijn eerdere uitlatingen die via de
intercom hoorbaar waren. Deze gedragingen zijn voldoende om de opgelegde straf te rechtvaardigen.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven