Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0465/GM, 29 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/465/GM

betreft: [klager] datum: 29 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 februari 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught is klager gehoord.

De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Ter Apel heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur gedateerd 19 januari 2015, betreft:
a. het te laat bieden van fysiotherapie waardoor klager een tweede knieoperatie diende te ondergaan;
b. het niet beschikbaar stellen van een rolstoel na klagers tweede knieoperatie, waardoor klager met krukken moest lopen;
c. de weigering om klager Diazepam/spierverslappende medicatie te verstrekken voor rugpijn veroorzaakt door b. en
d. klagers neusklachten zijn niet serieus genomen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Het heeft veel te lang geduurd voordat klager na de eerste operatie aan zijn knie fysiotherapie is aangeboden. Hierdoor was een tweede operatie aan zijn knie nodig. De eerste operatie vond plaats in 2013 terwijl klager in de locatie Esserheem verbleef.
Klager heeft in p.i. Ter Apel om fysiotherapie gevraagd. Daarvoor werd geen aanleiding gezien.
In totaal heeft hij in de p.i. Ter Apel driemaal om fysiotherapie gevraagd.
Na de eerste operatie heeft hij heel lang met krukken gelopen, terwijl de orthopeed had gezegd dat hij vanaf het begin af aan zijn knie moest trainen. Acht maanden na de operatie is hij doorverwezen naar de fysiotherapeut, maar na een à twee maanden
trainen werd het niet beter en bleek dat klager geopereerd moest worden aan zijn kruisbanden. Na zijn tweede operatie kwam hij terug in p.i. Ter Apel op het bad en bleek dat er geen rolstoel beschikbaar was. Hij moest toen met krukken van het bad naar
de afdeling lopen - dat is zo’n vier tot vijf minuten lopen - terwijl hem gezegd was dat hij de eerste drie dagen niet meer dan tien minuten mocht lopen en zijn been hoog moest houden. Klager heeft gezegd dat hij niet kon/mocht lopen, maar is met
krukken naar zijn afdeling gestuurd. Halverwege de route van het bad naar de afdeling ligt de medische dienst en klager is daar langsgegaan, omdat hij van het lopen met krukken kramp in zijn rug kreeg. Hij heeft bij de medische dienst gevraagd naar een
rolstoel, maar er was er geen vrij. Hem is niet gezegd dat er binnenkort een vrij zou komen. Bij de medische dienst was al weken bekend dat klager geopereerd zou worden aan zijn knie en dat er een rolstoel geregeld moest worden. Toen hij op krukken
naar
zijn kamer liep, kwam hij iemand van de Commissie van Toezicht tegen die voor hem bij de medische dienst een rolstoel heeft geregeld. Hij heeft pijnstillers voor zijn knie gekregen maar de pijn in zijn knie was niets vergeleken met de pijn in zijn rug.
Hij kon door de pijn drie nachten niet slapen. Zijn spieren waren verkrampt. Er is gezegd dat er geen reden was om hem Diazepam voor te schrijven terwijl hij dit bij soortgelijke klachten in de locatie Esserheem wel heeft gekregen. De arts heeft zijn
rug niet onderzocht en hem naar de verpleegkundige gestuurd. Hij moest weer gaan werken en heeft gezegd dat hij dat niet kon. Zijn knie is niet onderzocht. Volgens het hoofd zorg zou de tweede knieoperatie kunnen zijn ontstaan door worstelen. Klager
heeft vroeger wel professioneel geworsteld maar in de periode gelegen tussen de eerste en de tweede knieoperatie heeft hij helemaal niet geworsteld.
De linkerkant van zijn neus is opgezwollen. Hij kan door zijn linkerneusgat niet ademen. Neusspray helpt niet. Hem zijn inmiddels al drie tot vier verschillende neussprays voorgeschreven. Door de neusspray zwol zijn gehele gezicht op. Hij kan nog
steeds
niet goed ademhalen. Dit speelt al vanaf 31 juli 2014. Hij is nog steeds niet doorverwezen naar de KNO-arts. Op de bijsluiter van de neusspray heeft klager gelezen dat hij die uiterlijk drie maanden mag gebruiken.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft een knieoperatie ondergaan drie maanden voor zijn overplaatsing naar p.i. Ter Apel. In december 2013 meldde hij zich opnieuw met knieklachten. Hij heeft daarbij aangegeven dat
die klachten begonnen zijn na een knieverdraaiing tijdens het worstelen. De kans is groot dat er toen een nieuwe kwetsuur is ontstaan en niet dat de tweede operatie zou komen door nalatigheid na de eerste operatie. Klager weigerde een controleafspraak
in het WZA te Assen, omdat volgens hem de eerste operatie niet goed is gaan en hij naar een ander ziekenhuis en een andere arts wilde. Begin februari 2014 is klager naar de orthopeed in Stadskanaal gegaan die fysiotherapie adviseerde. Dit ging goed tot
oktober 2014 toen klager zich opnieuw meldde met knieklachten. In december 2014 is hij opnieuw naar de orthopeed in Stadskanaal gegaan. Op 14 januari 2015 is hij wederom geopereerd aan de linkerknie.
Klager heeft krukken meegekregen van de p.i. naar het ziekenhuis en de fysiotherapeut in het ziekenhuis heeft met hem geoefend hoe te lopen. Klager weet derhalve wat belast en onbelast lopen inhoudt en had na zijn eerste knieoperatie al eerder met
krukken gelopen. Het bad heeft de medische dienst gebeld om te melden dat klager terug was uit het ziekenhuis, maar de medische dienst had alle rolstoelen al in bruikleen uitgegeven.
De badmeester heeft klager naar zijn afdeling gestuurd. Klager is niet op krukken retour naar zijn afdeling gegaan, maar eerst naar de medische dienst gegaan om een rolstoel te vragen. Het hoofd zorg heeft uitgelegd dat er geen rolstoel beschikbaar was
maar dat hij al halverwege was en wel even mocht uitrusten voordat hij doorging naar de afdeling. Vervolgens is klager de maandcommissaris tegengekomen.
Bij terugkeer op de afdeling heeft klager om spierverslappers gevraagd. De verpleegkundige heeft uitgelegd dat dat niet nodig was. Via een andere verpleegkundige heeft klager een rolstoel gekregen die net vrijgekomen was. De volgende dag heeft klager
weer om spierverslappers gevraagd en is hij door de verpleegkundige doorgestuurd naar de inrichtingsarts. Uit de medische gegevens volgt dat de inrichtingsarts klager heeft onderzocht, maar geen indicatie zag voor Diazepam.
De neusverstopping is niet een klacht van twee weken geleden. Klager vindt dit te lang duren. Het hoofd zorg heeft aangegeven dat klager opnieuw een sprekersbriefje kan invullen voor de verpleegkundige om te bespreken dat deze medicatie na drie weken
gebruik geen verandering geeft en om te vragen naar de inrichtingsarts om te informeren of er nog alternatieven zijn zoals doorverwijzing naar een specialist.
Klager is steeds serieus genomen en behandeld conform beleid.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting met betrekking tot a. niet aannemelijk is geworden dat er een relatie bestaat het volgens klager laat aanbieden van fysiotherapie in de p.i.
Ter Apel na een eerste knieoperatie in 2013 en het letsel aan klagers voorste kruisband, waarna een tweede knieoperatie is gevolgd. Als mogelijke verklaring voor dit letsel is door het hoofd zorg aangegeven dat klager zijn knie heeft verdraaid tijdens
worstelen, hetgeen overigens door klager inmiddels wordt ontkend.

Met betrekking tot b. overweegt de beroepscommissie dat klager heeft aangegeven dat hij maximaal tien minuten mocht lopen en dat hij indien hij rechtstreeks naar de afdeling was gegaan daar circa vijf minuten over zou hebben gedaan. Voorts
heeft
klager in het ziekenhuis geoefend om met krukken te lopen.

Met betrekking tot c. was geen sprake van een indicatie om aan klager spierverslappende medicatie voor te schrijven. Uit de medische gegevens volgt dat klager wel is onderzocht en dat hem pijnstillers zijn voorgeschreven.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen vermeld onder a. tot en met c. van of namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde
norm. Het beroep zal derhalve op deze punten ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot b. merkt de beroepscommissie nog op dat weliswaar medisch niet onjuist is gehandeld, maar dat empatisch gezien het wellicht wel wenselijk was geweest om een rolstoel voor klager klaar te zetten nadat hij in de inrichting terugkeerde
na een knieoperatie.

Met betrekking tot d. overweegt de beroepscommissie dat uit klagers medische gegevens volgt dat hij zich voor het eerst op 31 juli 2014 en voor het laatst op 3 maart 2015 tot de medische dienst en de inrichtingsarts heeft gewend voor neusklachten. Hij
heeft daarbij aangegeven dat de voorgeschreven neusspray niet werkt, zijn neus verstopt blijft en dat hij ’s ochtends wakker wordt met een zwelling van de linkerzijde van zijn neusbrug tot de onderzijde van zijn linkeroog. In de medische gegevens wordt
meerdere keren beschreven dat mogelijk sprake is van een poliep en wordt klagers verzoek vermeld om hem door te verwijzen naar een specialist.
De beroepscommissie is van oordeel nu klagers neusklachten al sinds 31 juli 2014 bekend zijn, er geen duidelijke diagnose kan worden gesteld en zijn klachten nog steeds voortduren, het in de rede had gelegen om klager (eerder) door te verwijzen naar
een
KNO-arts.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat ten aanzien van d. onvoldoende adequaat op klagers klachten is gereageerd en dat het handelen van en namens de inrichtingsarts dient te worden aangemerkt als
in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van € 25,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. tot en met c. ongegrond en verklaart het beroep ten aanzien van d. gegrond. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Ter Apel toekomende tegemoetkoming op € 25,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers en prof. Dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven