Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3930/GA, 7 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer: 14/3930/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G.M. van der Ent, gehoord.
De directeur van de locatie Zoetermeer is voor de zitting uitgenodigd, maar is zonder bericht niet verschenen.
Omdat de beroepscommissie zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet voldoende voorgelicht achtte om een beslissing te nemen, is de directeur schriftelijk gevraagd te antwoorden op de nagenoemde vragen, waar mogelijk onderbouwd
met
schriftelijke stukken, vóór 16 maart 2015. Na telefonisch rappel heeft de directeur zijn antwoorden op
1 april 2015 aan het secretariaat van de Raad doen toekomen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de plaatsing van klager op de L-afdeling.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft– zakelijk weergegeven – als volgt verklaard.
Klager, die meende dat andere gedetineerden van de ISD afdeling in de p.i. Zoetermeer het op hem voorzien hadden, wilde escalatie voorkomen en heeft om overplaatsing gevraagd naar de A-afdeling. Tot zijn schrik werd klager op de L-afdeling geplaatst,
waar een restrictief regime geldt. Er is daar geen arbeid en klager mocht daar dagelijks slechts een half uur van zijn cel, terwijl hij voordien hele dagen werkte in de groenvoorziening. Van veel vrijheden ging klager naar geen enkele vrijheid. Klager
heeft zes weken verbleven op de L-afdeling.
Overplaatsing naar de inkomstenafdeling in de p.i. Zoetermeer was geen optie, omdat hij door de ligging ervan nog steeds geconfronteerd werd met medegedetineerden die het op hem voorzien hadden. Zijn verzoek om op de A-afdeling te worden geplaatst is
zonder reden niet gehonoreerd.

Klagers raadsvrouw heeft hieraan toegevoegd dat klager is overgeplaatst wegens buiten zijn schuld gelegen spanningen op de afdeling. Voorgeschreven formaliteiten als hoorplicht, mededeling en uitreiking beschikking zijn niet in acht genomen. Pas na
vijf
weken is beslist klager over te plaatsen vanaf de L-afdeling naar een ISD afdeling. Dit had sneller moeten gebeuren. Klager vraagt een tegemoetkoming voor de zes weken die hij ten onrechte op een niet voor hem geschikte afdeling heeft moeten
verblijven.

De beroepscommissie heeft na de behandeling ter zitting schriftelijk aan de directeur van de locatie Zoetermeer gevraagd te antwoorden op de nagenoemde vragen, waar mogelijk onderbouwd met schriftelijke stukken.

1. Waarom is klager niet overgeplaatst naar de A-afdeling of naar een afdeling vergelijkbaar met de afdeling waarop hij verbleef, maar naar de L-afdeling waar blijkens klagers verklaring een restrictief regime geldt?

2. Welk regime is er op de L-afdeling? Klager geeft aan slechts een half uur per dag van zijn cel te zijn geweest. Klopt dit?

3. Hoe is de feitelijke overplaatsing tot stand gekomen? Was sprake van een verzoek van klager en zo ja, wat hield dat verzoek in?
Was sprake van een beslissing van de directeur? Is tegemoet gekomen aan de voor een overplaatsing voorgeschreven formaliteiten?

4. Kunt u ingaan op de tijdsduur van 6 weken die verzoeker op de L-afdeling heeft verbleven?

In de op 1 april 2015 ontvangen reactie van de directeur is het volgende weergegeven.

Klager is op 8 april 2014 binnengekomen in de locatie Zoetermeer met een opgelegde ISD maatregel. Daarmee mag de directeur hem alleen onderbrengen op een ISD afdeling. Hij heeft tot 20 mei 2014 daar ook verbleven. Op die datum is hij overgeplaatst naar
de L afdeling, een afdeling met een h.v.b. bestemming waar in de praktijk uitsluitend gedetineerden werden ondergebracht met opgelegde beperkingen van de rechter-commissaris. Hier heeft hij geen of nauwelijks een dagprogramma aangeboden gekregen. Hij
verbleef hier tot 13 juni 2014, totaal dus 24 dagen, de dag dat hij werd overgeplaatst naar de p.i. Vught. Verblijf op de A-afdeling was evenmin passend geweest, dit was ook een h.v.b. afdeling waar klager eerder verbleef toen hij nog preventief
gehecht
was. Formaliteiten voor de verplaatsing zijn niet uitgevoerd, daartoe had een verzoek tot herselectie gedaan moeten worden aan de selectiefunctionaris en had zijn beslissing afgewacht dienen te worden. Uiteindelijk was het een besluit van de directeur,
wel op verzoek van klager die niet langer op de ISD afdeling durfde te blijven.
Het dossier overziend kan en wil de directeur niet anders concluderen dan dat de inrichting hier onjuist heeft gehandeld. Klager is intern verplaatst naar een afdeling met een regime waar hij niet thuishoorde, een beslissing die slechts is voorbehouden
aan de selectiefunctionaris en niet aan de directeur. Daarmee is hij in zijn belangen geschaad. De directeur wil de Raad dan ook voorstellen het beroep gegrond te verklaren en een compensatie toe te kennen. Hij heeft iets minder dan een maand in een
verkeerde inrichting met een verkeerd regime verbleven waardoor, volgens de standaardbedragen, een tegemoetkoming van € 50,= passend zou kunnen zijn.

3. De beoordeling
Gelet op stukken, het verhandelde ter zitting en de reactie van de directeur op het verslag kan, zoals de directeur ook erkent, niet anders geconcludeerd worden dan dat de inrichting hier onjuist heeft gehandeld. Klager is intern verplaatst naar een
afdeling met een regime waar hij niet thuishoorde, een beslissing die slechts is voorbehouden aan de selectiefunctionaris en niet aan de directeur.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven