Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0371/GV, 29 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/371/GV

betreft: [klager] datum: 29 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J. van der Stel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 februari 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De afwijzende beslissing is genomen in strijd met het verbod op willekeur en het vertrouwensbeginsel. Tevens is de afwijzende beslissing ondeugdelijk gemotiveerd. In 2012 is klager samen met zijn vrouw naar Nederland gekomen onder een andere naam.
Toentertijd heeft klager een brief gekregen met daarin de voorwaarden uitgelegd over strafonderbreking. Deze brief heeft klager, noch zijn raadsman ooit gezien. In 2014 hebben klager en zijn vrouw nogmaals een poging gewaagd en zijn naar Nederland
gekomen. Klager is – net als zijn vrouw – ook ongewenst verklaard. Klagers vrouw heeft een verzoek tot strafonderbreking gedaan en dit verzoek is – in tegenstelling tot klagers verzoek – toegewezen. De zaken van klager en diens vrouw zijn geheel gelijk
aan elkaar, met uitzondering van de hoogte van de straf (het verschil is 2 maanden). Zonder opgaaf van reden is toch geheel anders beslist op het verzoek om strafonderbreking, wat inhoudt dat klager bijna 15 maanden later dan zijn vrouw vrijkomt.
Bovendien heeft de regievoerder van DT&V toegezegd dat hij geen enkel bezwaar heeft om een positief advies uit te brengen. Klager mocht erop vertrouwen dat de overheid zich zou inspannen dat hij in mei 2015 kon terugkeren naar Suriname.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op de ervaring, bestaat er geen vertrouwen in het wederom verlenen van strafonderbreking. Abusievelijk is aan de vrouw van klager wederom strafonderbreking verleend, omdat in het advies geen melding stond van het feit dat zij eerder ook
strafonderbreking had gehad. De beslisser heeft dit vervolgens niet opgemerkt. Deze fout hoeft niet te betekenen dat in het geval van klager eenzelfde fout wordt gemaakt. Dat de eerdere beschikking niet is betekend, wordt niet aannemelijk geacht.
Bovendien wordt de voorwaarde niet terug te keren naar Nederland en de mogelijke consequenties daarvan standaard mondeling meegedeeld bij vertrek. De voorwaarde is ook beschreven in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling).

Op klagers verzoek is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel heeft negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 8 maanden, wegens – kort gezegd – drugssmokkel. Aansluitend dient hij de volledig opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf te ondergaan van 6 maanden, wegens een veroordeling terzake van drugssmokkel in 2012.
De
einddatum van de detentie valt op of omstreeks 23 december 2015.

Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Artikel 40a van de Regeling bepaalt dat aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft strafonderbreking voor
onbepaalde tijd kan worden verleend. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert.

Uit het selectieadvies blijkt dat aan klager reeds eerder strafonderbreking is verleend op grond van artikel 40a van de Regeling, namelijk op 5 februari 2013.Voorts blijkt dat klager na zijn illegale terugkeer een nieuw delict heeft gepleegd waarvoor
hij inmiddels is veroordeeld. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor het opnieuw verlenen van strafonderbreking en dat deze een afwijzing van klagers verzoek rechtvaardigt. Daaraan doet
niet af dat aan zijn vrouw, zoals de Staatssecretaris aangeeft, abusievelijk wel strafonderbreking is vereend. Immers het gedrag van klager zelf vormt voldoende aanleiding om het weigeren van nieuwe strafonderbreking te kunnen dragen. Derhalve kan de
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven