Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1537/GB, 14 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/1537/GB

Betreft: [klager] datum: 14 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1968], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 juli 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een ander huis van bewaring (h.v.b.) afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 10 april 2002 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het h.v.b. De Marwei te Leeuwarden.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een ander h.v.b. als volgt toegelicht.
Klager is slachtoffer geworden in het h.v.b. van ernstige mishandeling/poging tot doodslag door een medegedetineerde. Klager maakt bezwaar tegen zijn verblijf tussen agressieve en gestoorde geweldplegers die hun agressie enfrustratie botvieren op een willekeurig gekozen slachtoffer. Het verblijf op dezelfde vleugel als de dader heeft tot doel angst op te wekken. Hierbij worden de regels van het EVRM, de Grondwet en de Pbw overtreden, althans wordtklager blootgesteld aan risico’s en gevaarzetting. De directie van het h.v.b. onderneemt geen aktie tegen de mishandeling. Bewakers stellen dat er geen getuigen waren maar die waren volop aanwezig. Klager heeft tevergeefs geprobeerdom aangifte te doen. Politie, openbaar ministerie en gevangeniswezen blijken corrupt en partijdig te zijn en geen enkele poging te doen om conflicten tussen gevangenen te sussen of te bestraffen. Het personeel functioneert opLBO-niveau door te suggereren dat klager gestoord is zonder dat er ook maar één psychiater dit heeft bepaald. Als hoger opgeleid academicus beschouwt klager het h.v.b. als een concentratiekamp met veelal gefrustreerd personeel, datzelf met persoonlijkheidsstoornissen kampt. Klager maakt bezwaar tegen valse rapportages. Verdachte heeft een hoger opleidingsniveau dan de meeste gedetineerden. Voorts hebben de medegedetineerden een andere etnische afkomst ofcultuur. De gedetineerden van Nederlandse origine zijn vaak verslaafd of komen uit een andere sociale klasse. Het PMT heeft klager geen enkel medicijn voorgeschreven. De GGz Friesland heeft in 2000 al geconcludeerd dat klager nietsmankeert. Klagers familie is woonachtig in het zuiden van het land. Klager acht overplaatsing wenselijk.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Uit de door het h.v.b. uitgebrachte rapportage blijkt dat medegedetineerden klager ontlopen in verband met zijn gedrag. Er heeft éénmaal een incident plaatsgevonden, hetgeen geleid heeft tot een schermutseling. Gedetineerden zijnhierop aangesproken en sindsdien zouden zich geen incidenten meer hebben voorgedaan. Volgens de psychiater is klager ervan overtuigd dat er verschillende complotten tegen hem gericht zijn en dat hij geen inzicht heeft in eigenwaanstoornissen en enigszins last heeft van grootheidswaanzin. Klager is voorts niet te motiveren voor antipsychotische medicatie. De beschreven situatie is niet ernstig genoeg om klager te verplaatsen naar een andere inrichting.Ook in een andere inrichting zullen zich soortgelijke problemen voordoen. De Marwei is bekend met klager en zijn problematiek, hetgeen er voor pleit om klagers plaatsing aldaar zo lang mogelijk te continueren.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Uit de stukken is gebleken dat klager eenmalig betrokken is geraakt bij een schermutseling en dat nadien geen conflicten meer hebben plaatsgevonden.
Niet aannemelijk is dat een voortgezet verblijf in het betreffende h.v.b. voor klager risico’s zou opleveren.

4.3 De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd over bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 oktober 2002

secretaris voorzitter

Naar boven