Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0748/GV, 28 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/748/GV

betreft: [klager] datum: 28 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 maart 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof toegewezen, onder oplegging van de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met de heer O., een locatieverbod voor Vlissingen en
een meldplicht bij de politie.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In het arrest van het gerechtshof Den Bosch kan geen aanwijzing worden gevonden dat een locatieverbod aan het verlof dient te worden gekoppeld. Klager stelt zich dan ook op het
standpunt dat de beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat de oplegging van het locatieverbod kennelijk onjuist was, blijkt uit het feit dat klagers advocaat dinsdag 24 maart 2015 mondeling van de reclassering heeft vernomen dat het
locatieverbod er af wordt gehaald. Een schriftelijke bevestiging hiervan wordt volgende week verwacht.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De advocaat-generaal heeft geadviseerd tot oplegging van een contactverbod met de heer O. – het slachtoffer – en een locatieverbod voor Vlissingen, de
woonplaats van het slachtoffer. Klager wenst zijn verlof in Middelburg door te brengen. Uit het verzoek, noch uit het beroep blijkt waarom klager tijdens zijn verlof naar Vlissingen wil gaan of waarom hij contact zou willen hebben met het slachtoffer.
Om deze reden ziet de Staatssecretaris geen grond het advies van de advocaat-generaal niet op te volgen. Mocht duidelijk zijn waarom klager een belang heeft om naar Vlissingen te gaan, dan zal zijn verzoek opnieuw worden voorgelegd aan de
advocaat-generaal. Overigens is klager op de hoogte gesteld van het advies vrijheden van de directeur van de locatie Torentijd te Middelburg en is hij daarmee akkoord gegaan.

Bij nadere reactie van 21 april 2015 is namens de Staatssecretaris aangevoerd dat klager thans deelneemt aan een penitentiair programma (p.p.) onder dezelfde bijzondere voorwaarden. Uit navraag van klagers raadsman bij het Openbaar Ministerie (OM) is
gebleken dat het slachtoffer sinds medio 2014 niet meer in Vlissingen woonachtig is. Kennelijk is er wat verkeerd gegaan met de communicatie met het OM over de verblijfplaats van het slachtoffer. Het OM acht een locatieverbod niet meer noodzakelijk.
Het
locatieverbod verbonden aan het p.p. is per direct beëindigd.

Namens klager is in reactie hierop aangevoerd dat hij belang blijft houden bij de behandeling van het beroep nu hij tijdens zijn verlof (en nu in het kader van zijn p.p.) ten onrechte niet in Vlissingen heeft kunnen verblijven ten gevolge van de
eerdere
beslissing van de Staatssecretaris. Klagers familie woont in Vlissingen en de Sociale Dienst is daar gevestigd. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Torentijd heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag onder oplegging van de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met de heer O. en een gebiedsverbod voor Vlissingen.
De advocaat-generaal heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, maar adviseert tevens oplegging van een gebiedsverbod voor Vlissingen en een contactgebod met de heer O.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens onder meer smaad en verkrachting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 mei 2015.

Het beroep richt zich tegen de beslissing tot het verbinden van de bijzondere voorwaarde aan het verlof van een locatieverbod voor Vlissingen.

In artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is vermeld dat bij de verlening van het verlof bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld, die het gedrag van de gedetineerde betreffen. Namens de Staatssecretaris is bij
nadere reactie van 21 april 2015 aangevoerd dat er vanwege een miscommunicatie onduidelijkheid bestond over de verblijfplaats van het slachtoffer. Gebleken is dat het slachtoffer sinds medio 2014 niet meer woonachtig is in Vlissingen en dat het OM een
locatieverbod niet (langer) noodzakelijk acht. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep gegrond is. Nu klager inmiddels deelneemt aan een p.p., bestaat geen aanleiding de Staatssecretaris op te dragen een nieuwe beslissing te
nemen. De beroepscommissie ziet evenmin aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu zij van oordeel is dat het door klager ondervonden nadeel beperkt is gebleven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij vernietigt de bestreden beslissing voor zover daartegen beroep is ingesteld. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 28 april 2015

secretaris voorzitter

Naar boven