Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3694/GA, 16 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3694/GA

betreft: [klager] datum: 16 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 september 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij het detentiecentrum Zeist, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld detentiecentrum in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de schade aan zijn ingevoerde radio (kenmerk in beklag DZ2014/44); en
b. de vermissing van goederen (kenmerk in beklag DZ2014/45).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft toegelicht dat en waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de beklagrechter.

De directeur heeft daarop niet gereageerd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van beklagonderdeel a. komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van beklagonderdeel b. geldt het volgende. De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag omdat geen sprake zou zijn van een klager betreffende beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw.
Vast staat dat slechts de door de inrichting aangewezen reiniger de wasmachine mag bedienen. Klager moet daarom zijn vuile was ten behoeve van reiniging aan deze reiniger geven. De reiniging vindt aldus plaats onder verantwoordelijkheid van de
directeur, die er onder meer zorg voor dient te dragen dat ingeleverde was ook wordt teruggegeven. Het vorenstaande betekent dat naar het oordeel van de beroepscommissie wel sprake is van een door of namens de directeur genomen beslissing als bedoeld
in
artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagrechter kan derhalve in zoverre niet in stand blijven en klager dient in zoverre alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

De beroepscommissie zal het beklag inhoudelijk beoordelen.

Klager heeft kort na het retour ontvangen van zijn schone was bij het afdelingspersoneel aangegeven dat een aantal kledingstukken was zoekgeraakt in de was. Direct na deze melding zijn vanuit het detentiecentrum diverse acties ondernomen. Zo is men
eerst in gesprek gegaan met de wasman. Nadat deze had aangegeven dat klager exact hetzelfde had teruggekregen als hij had ingeleverd, is de wasruimte nagekeken en zijn alle cellen op de afdeling, inclusief de vuilcontainer, gecontroleerd. De
zoekgeraakte kledingstukken zijn echter niet aangetroffen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet aannemelijk geworden dat kledingstukken die klager mist daadwerkelijk zijn zoekgeraakt in de was. Klager heeft allereerst zelf moeten constateren dat niet alle kledingstukken die hij als vermist had
opgegeven ook daadwerkelijk vermist waren. Daar komt bij dat de door klager genoemde kledingstukken niet bekend zijn bij de receptie ingeslotenen. Nadere concrete inlichtingen over de vermissing van kleding heeft klager niet verschaft, terwijl de
zogenaamde wasman nog heeft medegedeeld dat klager dezelfde kleding heeft terug ontvangen als hij heeft ingeleverd en dat er wel degelijk actie is ondernomen na de melding van vermissing van kleding door klager. Gelet op al deze omstandigheden is het
beklag in zoverre ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover deze betrekking heeft op beklagonderdeel b. en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 16 april 2015

secretaris voorzitter

Naar boven